201309006/1/R6.
Datum uitspraak: 26 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen (hierna: tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Vlijmen, gemeente Heusden,
2. [appellant sub 2A] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwbedrijf [appellant sub 2B] (hierna: tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend onderscheidenlijk gevestigd te Vlijmen, gemeente Heusden,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellant sub 3], gevestigd te Nieuwkuijk, gemeente Heusden,
4. de stichting Stichting Achmea Dutch Retail Property Fund, gevestigd te Amsterdam,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sligro Food Group Nederland B.V. en anderen (hierna: tezamen en in enkelvoud: Sligro), gevestigd te Veghel,
6. [appellant sub 6A] en [appellant sub 6B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 6]), wonend te Vlijmen, gemeente Heusden,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Heusden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum Vlijmen" en het gelijknamige exploitatieplan vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], Achmea, Sligro en [appellant sub 6] beroep ingesteld voor zover daarbij het bestemmingsplan is vastgesteld. Voorts hebben [appellant sub 1], [appellant sub 3] en Achmea tegen dit besluit beroep ingesteld voor zover daarbij het exploitatieplan is vastgesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Achmea en de raad hebben nadere stukken ingediend.
Bij besluit van 17 december 2013 heeft de raad het exploitatieplan "Exploitatieplan Centrum Vlijmen 1e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 3] beroep ingesteld. Achmea heeft een reactie ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2014, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde]; [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. W. Krijger; [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. W. Krijger; Achmea, vertegenwoordigd door mr. I. Haverkate, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde]; Sligro, vertegenwoordigd door mr. P.H.J. van Aardenne, advocaat te Rotterdam, en [partij]; [appellant sub 6], in persoon van c.q. vertegenwoordigd door [appellant sub 6A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.Y.C.L. de Wit, advocaat te Rotterdam, drs. Y.T. Vos, werkzaam bij de gemeente, en ir. J.B. Stek, werkzaam bij Adviesbureau Ecorys, zijn verschenen. Voorts is [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. A.J.G.A. de Wit, [gemachtigden], verschenen.
Overwegingen
BESTEMMINGSPLAN
Het plan
1. Het plan voorziet onder meer in het bieden van een juridisch-planologisch kader voor een herstructurering van het centrum van Vlijmen. De voorziene ontwikkelingen omvatten het realiseren van winkels waaronder de nieuwvestiging van een supermarkt, horeca en dienstverlening en woningen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Ingetrokken beroepsgronden
3. Achmea en Sligro hebben hun beroepsgronden over een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau ter zitting ingetrokken.
Ontvankelijkheid
4. De raad heeft zijn betoog dat het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk is, voor zover dat het aspect verkeer betreft, ter zitting ingetrokken.
Het beroep van [appellant sub 3]
5. [appellant sub 3] kan zich er niet mee verenigen dat de exploitatie van een supermarkt op haar percelen met dit plan wordt uitgesloten, terwijl een supermarkt onder het vorige planologische regime wel was toegestaan. Verder betoogt zij dat de raad bij de vaststelling van het plan, voor zover het de situering van de ingang van de parkeergarage betreft, geen rekening heeft gehouden met het terras bij de horecavoorziening aan Plein 7. Zij voert daartoe aan dat er geen ruimte meer is voor het terras en dat de gevolgen van de parkeergarage wat de aspecten geluidhinder en emissie van fijn stof voor het terras betreft niet bij de besluitvorming zijn betrokken.
5.1. De raad heeft gesteld dat voor een aantal percelen binnen het plangebied nog geen bestemmingsplan van kracht was, zodat de gemeentelijke bouwverordening als ruimtelijk-planologisch kader had te gelden en in zoverre nauwelijks bouw- en/of gebruiksbeperkingen van kracht waren. Juist met het oog op de leefbaarheid in het centrum en ten behoeve van een goede centrumontwikkeling zijn deze bouw- en gebruiksmogelijkheden ingekaderd. Nu bij de gemeente geen concrete plannen bekend zijn van [appellant sub 3] voor de vestiging van een supermarkt op haar percelen, is hierin dan ook niet voorzien in het plan, aldus de raad.
5.1.1. Aan de betrokken percelen van [appellant sub 3] is de bestemming "Centrum-1" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder n, van de planregels zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor één supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "supermarkt".
5.1.2. Aan de percelen van [appellant sub 3] is de aanduiding "supermarkt" niet toegekend, zodat daar geen supermarkt is toegestaan.
5.1.3. In het algemeen kunnen aan een voorheen geldende planologische situatie geen blijvende rechten worden ontleend en kan de raad op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
5.1.4. De raad heeft zich bij de vaststelling van het plan gebaseerd op het "Masterplan Centrum Vlijmen", dat als bijlage bij de plantoelichting is gevoegd. Daarin zijn de uitgangspunten voor de herinrichting van het centrum neergelegd. De raad heeft toegelicht dat de aanduiding "supermarkt" is toegekend aan een perceel waar reeds een supermarkt is gevestigd en aan een perceel dat in verband met de bij een supermarkt behorende verkeers- en parkeerstromen geschikt is voor de nieuwvestiging van een supermarkt. Van concrete plannen van [appellant sub 3] voor de exploitatie van een supermarkt in één van haar panden is niet gebleken. Het betoog van [appellant sub 3] dat zij reeds in 2012 daarover contact heeft opgenomen met de gemeente, heeft zij niet met nadere stukken onderbouwd.
Het betoog van [appellant sub 3] biedt daarom geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid aan de hiervoor weergegeven uitgangspunten heeft mogen vasthouden. De raad heeft er dan ook van mogen afzien om een aanduiding "supermarkt" aan (één van) de panden van [appellant sub 3] toe te kennen. Het betoog faalt in zoverre.
5.2. Niet in geding is dat de grenswaarden voor luchtkwaliteit niet worden overschreden. Evenmin in geding is dat het terras geen geluidgevoelige bestemming is in de zin van de Wet geluidhinder. Dat laat echter onverlet dat de raad bij de vaststelling van het plan uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening rekening dient te houden met de aanwezigheid van het terras.
5.2.1. Aan het gebied tussen Plein 7 en de parkeergarage, waar het terras van Plein 7 zich bevindt, is de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" toegekend.
Ingevolge artikel 8, lid 8.1, van de planregels zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor onder meer erftoegangswegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen en terrassen.
Ingevolge lid 8.3, aanhef en onder c, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de grens van de aanduiding "parkeergarage" te wijzigen, met inachtname van onder meer de regel dat na wijziging de minimale afstand van de aanduiding tot het aangrenzende bouwvlak 7 m dient te bedragen.
5.2.2. De in- en uitgang van de parkeergarage nabij het terras is voorzien op de locatie waar zich in de thans bestaande situatie een verkeersplein bevindt. Het terras grenst daaraan. De afstand van het bouwvlak waarin de horecavoorziening aan Plein 7 is gevestigd tot de ingang van de parkeergarage is ongeveer 8 m. Niet betwist is dat het terras van de horecavoorziening reikt tot 6,20 m vanaf de gevel van de horecavoorziening.
5.2.3. Gelet op de in artikel 8, lid 8.1, van de planregels voorziene mogelijkheid de gronden tussen de horecavoorzieningen en de parkeergarage ook als fiets- en voetpad en erftoegangsweg te gebruiken, de geringe omvang van de ruimte die resteert tussen het terras en de parkeergarage en de mogelijkheid in lid 8.3 om die ruimte verder te beperken, ziet de Afdeling in het betoog van [appellant sub 3] aanleiding voor de conclusie dat de raad bij de afweging van de betrokken belangen zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de horecavoorziening bij het gebruik van het terras. Het plan is in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Het betoog slaagt in zoverre.
Begrippen "bvo", "winkelvloeroppervlak", "verkoopvloeroppervlakte (vvo)" en "beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak"
6. Sligro betoogt dat artikel 5, lid 5.3, onder a, van de planregels rechtsonzeker is in verband met de daarin voorkomende begrippen "bvo" en "winkelvloeroppervlak". Verder voert zij in dit verband aan dat het begrip "winkelvloeroppervlak" ten onrechte niet in een begripsomschrijving in artikel 1 van de planregels is gedefinieerd en dat de begripsomschrijving van het begrip "bvo" verwarring schept. Daarnaast brengt zij naar voren dat niet duidelijk is hoe de in artikel 1 opgenomen begrippen "verkoopvloeroppervlakte (vvo)" en "beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak" zich tot lid 5.3, onder a, verhouden.
6.1. Ingevolge artikel 5, lid 5.3, onder a, van de planregels dient ter plaatse van de aanduiding "supermarkt" het bruto vloeroppervlak voor één supermarkt minimaal 600 m2 bvo te bedragen en mag het winkelvloeroppervlak voor één supermarkt maximaal 2.200 m2 bvo bedragen.
Artikel 1, lid 1.34, van de planregels luidt:
"bvo winkel
alle ruimte gerealiseerd ten behoeve van de winkels, gemeten conform de NEN 2580 definitie van bruto vloeroppervlak.
Onder BVO wordt expliciet niet meegeteld: ruimte ten behoeve van de woningen, de parkeergarage, opgangen parkeergarage en woningen, expeditiestraten, bevoorradingshof (binnen en buiten), collectieve bevoorradingsgangen, fietsenstalling, vluchtgangen woningen en parkeergarage, technische ruimten woningen en garage.
Onder BVO wordt expliciet wel meegeteld: technische ruimten ten behoeve van winkels en overige commerciële ruimten, interne vluchtgangen winkels en interne bevoorradingsgangen winkels."
6.2. De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het begrip "winkelvloeroppervlak" in lid 5.3, onder a, van de planregels een verschrijving betreft en dient te worden vervangen door het begrip "bruto vloeroppervlak".
Omdat het plan op dit punt niet in overeenstemming is met hetgeen de raad heeft bedoeld in het plan te regelen, is het plan in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Het betoog slaagt in zoverre.
6.3. De begrippen "beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak" en "verkoopvloeroppervlakte (vvo)" die zijn omschreven in artikel 1, lid 1.17, onderscheidenlijk lid 1.86 van de planregels, komen in artikel 5, lid 5.3, onder a, dan wel elders in de planregels niet voor, zodat de enkele omstandigheid dat deze begrippen in de begripsbepalingen van artikel 1 zijn omschreven niet leidt tot het oordeel dat de planregels in zoverre rechtsonzeker zijn.
De omschrijving van het begrip "bvo" in artikel 1, lid 1.34, is naar het oordeel van de Afdeling voldoende duidelijk.
Het betoog faalt in zoverre.
Regionale behoefte
7. Achmea en Sligro betogen dat in de plantoelichting niet is beschreven dat met de detailhandelsvoorzieningen die het plan mogelijk maakt wordt voorzien in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, onder a, onderscheidenlijk b, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Zij voeren daartoe aan dat geen rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de winkelleegstand. Achmea brengt in dit verband naar voren dat de verplaatsing van een bestaande supermarkt in het winkelgebied aan de Oliemaat in Vlijmen naar het plangebied onaanvaardbare gevolgen heeft voor de leegstand in dat winkelgebied.
7.1. De raad stelt dat Vlijmen in regionaal verband is aangewezen als stedelijk concentratiegebied zoals bedoeld in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening van 1 januari 2011 van de provincie Noord-Brabant (hierna: structuurvisie) en dat vergroting van het voorzieningenaanbod nodig is om de leefbaarheid van het bestaande stedelijke gebied in Vlijmen te vergroten. Voorts is volgens de raad aangetoond dat er lokaal uitbreidingsruimte voor detailhandel is. De raad brengt daarnaast naar voren dat het leegstandsniveau in Vlijmen laag is.
7.2. Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro wordt in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
Ingevolge het tweede lid, onder b, wordt, indien uit de beschrijving, bedoeld onder a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
Ingevolge artikel 1.1.1, onder h, wordt onder bestaand stedelijk gebied verstaan: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
Ingevolge artikel 1.1.1, onder i, wordt onder stedelijke ontwikkeling verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
7.3. Het plan voorziet in het realiseren van ongeveer 3.900 m² winkelvloeroppervlak, waaronder een supermarkt met 1.700 m² winkelvloeroppervlak. In de plantoelichting wordt er vanuit gegaan dat een bestaande supermarkt aan de Oliemaat zal worden verplaatst naar het plangebied.
7.4. Het plan maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk zodat ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro in de toelichting bij het plan moet zijn beschreven dat deze ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Daarbij is van belang dat volgens de Nota van toelichting bij artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (Stb 2012, 388, p. 50) bij de beoordeling of sprake is van een actuele regionale behoefte, de behoefte dient te worden afgewogen tegen het bestaande aanbod en dat dit voor detailhandel betekent dat wordt gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van winkelleegstand. Tevens is van belang dat een bestemmingsplan niet dient om concurrentieverhoudingen te regelen.
De behoefte aan de beoogde ontwikkeling dient aldus, met het oog op het voorkomen van structurele winkelleegstand, te worden afgewogen tegen het bestaande aanbod. Inzichtelijk moet zijn gemaakt dat het plan geen zodanige leegstand tot gevolg zal hebben dat dit tot een uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie in de betrokken regio zal leiden.
7.5. In de structuurvisie staat dat het beleid voor het stedelijk concentratiegebied inhoudt dat dit gebied een bovenlokale opvangtaak voor verstedelijking heeft, dat de gemeenten in regionaal verband en met de provincie afspraken moeten maken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma en dat zorgvuldig ruimtegebruik en de toepassing van de SER-ladder voorwaarden zijn bij het maken van regionale afspraken. Voorts staat in de structuurvisie dat er vanwege de verwachte geringe groei van de bevolking beperkte ruimte is voor de uitbreiding van detailhandelsvoorzieningen en dat het belangrijk is zorgvuldig om te gaan met de bestaande winkelcentra. De omstandigheid dat Vlijmen is gesitueerd in het stedelijk concentratiegebied als bedoeld in de structuurvisie, waar de raad naar verwijst, betekent daarom niet zonder meer dat met dit plan wordt voorzien in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. De raad heeft geen inzicht gegeven in de aanvaardbaarheid in regionaal verband van de in het plan voorziene ontwikkeling met het oog op het voorkomen van structurele winkelleegstand als vorenbedoeld. Voorts heeft de raad niet bezien in hoeverre het plan gevolgen heeft voor de winkelleegstand in het winkelgebied aan de Oliemaat, dat zich op korte afstand van het plangebied bevindt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat volgens de plantoelichting een verplaatsing van een bestaande supermarkt aan de Oliemaat naar het plangebied wordt beoogd. De door de raad aangevoerde omstandigheid dat het leegstandsniveau in Vlijmen laag is, is in dit verband geen voldoende geconcretiseerde onderbouwing. De raad heeft derhalve niet toereikend gemotiveerd op welke wijze rekening is gehouden met het bestaande aanbod en de mogelijke gevolgen van het plan voor de winkelleegstand in de betrokken regio.
Nu in de toelichting bij het plan niet is beschreven dat de voorziene ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, onder a, van het Bro en evenmin is ingegaan op onderdeel b van dit artikellid, is het plan in zoverre vastgesteld in strijd met deze bepaling. De betogen van Achmea en Sligro slagen.
Verkeer
8. [appellant sub 1] vreest voor een toename van verkeersbewegingen die tot een aantasting van het woon- en leefklimaat zal leiden. [appellant sub 6] betoogt dat het plan een onaanvaardbare toename van de verkeershinder tot gevolg heeft. Achmea brengt naar voren dat de verkeersdruk onaanvaardbaar hoog is en dat het plan in zoverre gevolgen heeft voor de bereikbaarheid en aantrekkelijkheid van haar winkels. [appellant sub 1], [appellant sub 6], Achmea en Sligro voeren aan dat het wijzigen van de ontsluiting naar de rijksweg A59, ten gevolge waarvan volgens de raad de verkeersintensiteiten zullen afnemen, niet zeker is. Voorts is volgens [appellant sub 6] de Pastoriestraat niet geschikt voor de berekende toename van verkeersbewegingen.
8.1. In de plantoelichting staat dat maatregelen zullen worden getroffen om de doorstroming op de snelweg A59 te bevorderen op basis van de studie "Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat". Ter zitting is door de raad toegelicht dat in dit verband onder meer 12 aansluitingen op de A59 zullen worden aangepast. Voor Vlijmen houdt dit project in dat afrit 44 zal worden opgeheven en een oostelijke randweg om Vlijmen zal worden aangelegd. Door het treffen van deze maatregelen zal het autoverkeer grotendeels om het centrum van Vlijmen kunnen worden geleid. Daardoor zal volgens de plantoelichting het aantal verkeersbewegingen in het centrum significant afnemen. Zonder deze maatregelen zal de verkeersdruk in het centrum van Vlijmen onaanvaardbaar hoog blijven, aldus de plantoelichting. De aan het plan ten grondslag gelegde berekeningen over de verkeersintensiteiten zijn op de realisatie van deze maatregelen gebaseerd.
8.2. De maatregelen die vereist zijn om de verkeersstromen in het centrum van Vlijmen terug te dringen zullen derhalve buiten het plangebied worden getroffen. Deze maatregelen zijn onderdeel van een project waarbij meerdere bestuursorganen zijn betrokken. Ten tijde van het nemen van het besluit tot vaststelling van het plan was de planvorming met betrekking tot het afsluiten van afrit 44 en het aanleggen van de randweg nog niet afgerond. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat een procedure op grond van de Tracéwet van start zal gaan in april 2014 en dat naar verwachting in het najaar van 2014 een ontwerpbestemmingsplan dat in de te treffen maatregelen voorziet ter inzage zal worden gelegd.
8.3. Omdat de realisatie van de maatregelen om de verkeersstromen in Vlijmen terug te dringen afhangt van plannen die - ook thans - nog in procedure moeten worden gebracht heeft de raad zich daar bij de vaststelling van het plan niet in redelijkheid op kunnen baseren. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat vast staat dat het plan tot een toename van het aantal verkeersbewegingen leidt terwijl blijkens de plantoelichting de verkeersdruk in het centrum van Vlijmen reeds in de bestaande situatie onaanvaardbaar hoog is. De raad heeft, mede gelet daarop, zijn standpunt dat, ook zonder de aanpassingen aan de wegenstructuur in verband met de wijzigingen aan de A59, de verkeersdruk met enige aanpassingen aan de bestaande wegen, waaronder de Pastoriestraat, aanvaardbaar is dan wel tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt, onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Het plan is in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. De betogen van [appellant sub 1], [appellant sub 6], Achmea en Sligro slagen.
Conclusie bestemmingsplan
9. Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat het besluit van 18 juni 2013, voor zover daarbij het bestemmingsplan is vastgesteld, in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a en b, van het Bro en in strijd met de bij het nemen van een besluit te betrachten zorgvuldigheid is vastgesteld. Nu deze gebreken het hele plan betreffen, wordt aan een bespreking van de overige beroepsgronden van Achmea, Sligro, [appellant sub 1] en [appellant sub 6] en de beroepsgrond van [appellant sub 2], gericht tegen het toekennen van de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" aan een gedeelte van het perceel aan de Julianastraat 16, niet toegekomen.
10. De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], Achmea, Sligro en [appellant sub 6] zijn gegrond.
Het besluit van 18 juni 2013 dient te worden vernietigd, voor zover daarbij het bestemmingsplan is vastgesteld.