ECLI:NL:RVS:2014:1090

Raad van State

Datum uitspraak
20 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
201311291/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Lingewaard

Op 31 oktober 2013 heeft de raad van de gemeente Lingewaard het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben onder anderen [verzoeker] en anderen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 10 maart 2014 ter zitting behandeld. De verzoekers vreesden dat de inwerkingtreding van het plan negatieve gevolgen zou hebben voor hun fruitteeltbedrijf, dat gevestigd is op een perceel dat in het nieuwe bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch met waarden - Dijkzone" heeft gekregen. Ze betoogden dat het ontbreken van de aanduiding "bouwvlak" zou betekenen dat hun bedrijf niet langer kon worden voortgezet en dat er nieuwe handhavingsmogelijkheden zouden ontstaan.

De voorzitter overwoog dat het gebruik van de gronden voor het fruitteeltbedrijf, zoals dat in het oude bestemmingsplan was toegestaan, ook onder het nieuwe bestemmingsplan mogelijk blijft. De voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de inwerkingtreding van het nieuwe plan niet zou leiden tot handhaving tegen het bestaande gebruik. Ook werd overwogen dat het verzoek om de aanduiding "bouwvlak" toe te kennen te verstrekkend was voor een voorlopige voorziening.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2014.

Uitspraak

201311291/2/R2.
Datum uitspraak: 20 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], en anderen,
en
de raad van de gemeente Lingewaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
Voorts hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 maart 2014, waar [verzoeker] en anderen, waarvan [verzoeker] en [gemachtigde] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door E.P.H. Weijde-Leenders, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een actueel planologisch kader voor het oostelijke deel van het buitengebied van de gemeente Lingewaard.
3. [verzoeker] en anderen willen met hun verzoek voorkomen dat het plan in werking treedt. Hun verzoek is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden - Dijkzone" betreffende het perceel [locatie] in Doornenbrug. [verzoeker] en anderen betogen dat de raad ten onrechte het in het bestemmingsplan "Buitengebied Bemmel 1978" aan deze gronden toegekende bouwvlak niet opnieuw in het plan heeft opgenomen. Zij betogen dat hun fruitteeltbedrijf hierdoor niet kan worden voortgezet. Voorts vrezen [verzoeker] en anderen dat door het ontbreken van de aanduiding "bouwvlak", het gebruik van de aanwezige erfverharding ten behoeve van hun bedrijf niet langer is toegestaan. Ter zitting hebben zij toegelicht dat zij met name vrezen dat door de inwerkingtreding van het plan nieuwe handhavingsmogelijkheden zullen ontstaan.
3.1. Op het perceel van [verzoeker] en anderen is een fruitteeltbedrijf gevestigd. Aan deze gronden is in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Bemmel 1978" de bestemming "Agrarisch gebied" toegekend. Gronden met deze bestemming zijn ingevolge artikel 6, lid 1, van de planvoorschriften van dat plan bestemd voor één of meer vormen van agrarisch grondgebruik. In het voorliggende bestemmingsplan "Buitengebied" is aan de gronden van [verzoeker] en anderen de bestemming
"Agrarisch met waarden - Dijkzone" toegekend. Uit artikel 5, lid 5.1, onder 5.1.1, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 5, lid 5.4, onder 5.4.1, aanhef en onder h, van de planregels volgt dat het gebruik van de gronden voor de uitoefening van het bestaande fruitteeltbedrijf van [verzoeker] en anderen hiermee, evenals in het bestemmingsplan "Buitengebied Bemmel 1978", is toegestaan, zodat dit gebruik mag worden voortgezet.
Voorts is op het perceel een bouwwerk aanwezig dat wordt gebruikt ten behoeve van het fruitteeltbedrijf. In het voorliggende plan is aan de gronden van [verzoeker] en anderen in zoverre de aanduiding "bijgebouwen" toegekend. Uit artikel 5, lid 5.2, onder 5.2.6, van de planregels volgt dat gebouwen buiten de aanduiding "bouwvlak" uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" en uitsluitend met de bestaande maatvoering met een uitbreiding van 10% als maximum. Hieruit volgt dat het op het perceel aanwezige bouwwerk eveneens met het plan is toegestaan.
Ten aanzien van het gebruik van de aanwezige erfverharding ten behoeve van het fruitteeltbedrijf, wordt overwogen dat voor zover dit gebruik op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied Bemmel 1978" wel is toegestaan, maar thans niet als zodanig is bestemd, dit gebruik daarmee onder de werking van het overgangsrecht is gebracht, zodat het mag worden voortgezet. Het plan biedt in zoverre dan ook geen handhavingsmogelijkheid. Voor zover het bestaande gebruik op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied Bemmel 1978" niet is toegestaan, en thans evenmin mogelijk is gemaakt, voorziet het plan in zoverre evenmin in een nieuwe mogelijkheid om handhavend op te kunnen treden.
Gezien het voorgaande betekent de inwerkingtreding van dit plan dan ook niet dat het college als gevolg daarvan handhavend kan optreden tegen het ter plaatse bestaande gebruik en het bestaande bouwwerk. Gelet hierop is de voorzitter in zoverre van oordeel dat een spoedeisend belang tot het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt.
Voor zover [verzoeker] en anderen wensen dat aan hun gronden de aanduiding "bouwvlak" wordt toegekend, zodat meer bouwmogelijkheden ontstaan, wordt overwogen dat een voorlopige voorziening die zou voorzien in de door hen gewenste toekenning van de aanduiding "bouwvlak" aan hun gronden te verstrekkend moet worden geacht, zodat in zoverre evenmin aanleiding bestaat voor een treffen van een voorlopige voorziening.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Donner-Haan
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2014
674.