ECLI:NL:RVS:2014:1078

Raad van State

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
201308121/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • A.J. ten Wolde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan VMBO vastgesteld door de raad van de gemeente Hengelo

Op 26 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'VMBO', dat op 2 juli 2013 door de raad van de gemeente Hengelo is vastgesteld. Appellanten, wonend te Hengelo, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 26 februari 2014. De Afdeling heeft de ontvankelijkheid van de appellanten beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat niet alle appellanten tijdig een zienswijze hebben ingediend. Hierdoor zijn sommige appellanten niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep.

De Afdeling heeft vervolgens de inhoudelijke argumenten van de appellanten beoordeeld. Zij betogen dat het plan zal leiden tot verkeersonveilige situaties en dat de raad ten onrechte geen verkeersplan heeft opgesteld. De raad heeft echter gesteld dat de gevolgen van het plan voor het verkeer zijn meegenomen en dat er maatregelen zijn getroffen om de verkeersveiligheid te waarborgen. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het bestemmingsplan vast te stellen, en dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de verkeersmaatregelen onvoldoende zijn.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het beroep, voor zover ontvankelijk, ongegrond is en heeft de proceskostenveroordeling afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 maart 2014.

Uitspraak

201308121/1/R3.
Datum uitspraak: 26 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Hengelo (O),
en
de raad van de gemeente Hengelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "VMBO" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 februari 2014, waar [appellant] en anderen, bij monde van [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door G. Dijkhuis, S. Landman en J.S. Schilstra, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Ontvankelijkheid
1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Binnen deze termijn is onder meer een zienswijze naar voren gebracht namens [appellant] en anderen. Daaruit volgt niet dat deze zienswijze mede is ingediend namens [4 appellanten]. Voor zover de raad wijst op [2 appellanten], kan naar het oordeel van de Afdeling uit de omstandigheid dat hun voorletters samen met de voorletter en naam van hun partner staan genoemd bij hun adressen worden afgeleid dat de zienswijze namens beiden op dat adres woonachtige personen is ingediend. [4 appellanten] hebben evenmin op eigen naam een zienswijze ingediend.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die tegen het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Deze omstandigheid doet zich hier niet voor.
Het beroep, voor zover ingesteld door [4 appellanten], is niet-ontvankelijk.
1.1. De Afdeling stelt vast dat de indieners van het beroepschrift, behalve de bewoners aan de Dijksweg, op een afstand van meer dan 150 m van het plangebied wonen en niet is gebleken dat zij zicht zullen hebben op het voorziene gebouw. Ter zitting hebben [appellant] en anderen desgevraagd gesteld dat het belang van deze personen erin is gelegen dat het (fiets)verkeer in de omgeving als gevolg van het plan aanzienlijk zal toenemen, waaronder op de Johannes Vermeerstraat, de ontsluitingsweg van de wijk. In de plantoelichting staan twee kaartjes met de herkomst van het auto- en fietsverkeer naar de school, waardoor aannemelijk is dat in die straten gevolgen van het plan door een toename van verkeer kunnen worden ondervonden. De Afdeling stelt echter vast dat de woonpercelen van [9 appellanten] niet grenzen aan één van deze aanvoerwegen. Dat zij in de buurt van deze wegen wonen en daarvan als verkeersdeelnemer gebruik maken, is onvoldoende om een persoonlijk belang aan te nemen dat hen voldoende onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks bij het plan betrokken is. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is onvoldoende om te oordelen dat een objectief en persoonlijk belang van hen rechtstreeks door het besluit wordt geraakt.
De conclusie is dat [9 appellanten] geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep kunnen instellen. Het beroep, voor zover ingesteld door genoemde personen, is niet-ontvankelijk.
1.2. Voor zover hierna wordt gesproken over [appellant] en anderen worden de personen genoemd in 1 en 1.1 daaronder niet mede begrepen.
Inhoudelijk
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. [appellant] en anderen betogen dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld. Daartoe voeren zij aan dat het plan zal leiden tot verkeersonveilige situaties voor de leerlingen en overige weggebruikers en dat de raad ten onrechte geen verkeersplan voor de situatie heeft opgesteld. De door de raad genoemde maatregelen zijn volgens [appellant] en anderen onvoldoende om de problemen op te lossen. Ter zitting hebben zij gewezen op twee gevaarlijke kruispunten aan de Johannes Vermeerstraat waar het fietsverkeer de busbaan en een straat met autoverkeer zal moeten oversteken. Volgens [appellant] en anderen zijn de kosten van de aanpassingen in verband met de verkeersveiligheid ten onrechte niet meegenomen in de financiële planning, waardoor de uitvoering daarvan niet vaststaat. [appellant] en anderen voeren verder aan dat de raad ten onrechte voor de school niet heeft gekeken naar bestaande gebouwen, zoals de in 2015 vrijkomende Hogeschool Edith Stein. Dit schoolgebouw staat volgen hen op een verkeersveiligere locatie. Nu de kosten door de leegstand van de huidige schoolgebouwen niet in de financiële planning zijn meegenomen, staat de financiële uitvoerbaarheid van het plan voorts niet vast.
4. De raad stelt zich op het standpunt dat de gevolgen van het plan voor het verkeer in de omgeving, met name door de toename van het fietsverkeer, zijn betrokken bij de vaststelling van het plan. Volgens de raad zijn de mogelijke probleempunten met verkeersmaatregelen op te lossen en zijn daarvoor financiële middelen gereserveerd. Veel van de verkeersmaatregelen zijn reeds opgenomen in het stedenbouwkundig plan voor de nieuwe wijk Medaillon. Eventuele kosten voor de huidige schoolgebouwen, die zullen worden gesloopt of een andere bestemming krijgen, hebben volgens de raad geen betrekking op de uitvoerbaarheid van het plan voor de nieuwe school. In overleg met de bestaande scholen is gekozen voor nieuwbouw.
5. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling ten behoeve van een nieuw schoolgebouw voor een VMBO-school, met bijbehorende voorzieningen, zoals een sporthal en fietsenstalling.
6. In de plantoelichting is in paragraaf 3.7 ingegaan op de gevolgen van het plan voor het verkeer in de omgeving. Daaruit volgt dat een analyse is gemaakt van de ontsluitingsstructuur ter plaatse voor auto's, fietsverkeer en openbaar vervoer, de herkomst van het verkeer, en mogelijke maatregelen. Onder meer zullen als onderdeel van het verkeers- en circulatieplan Medaillon de wegen in de directe omgeving, zoals de Fré Cohenstraat en Dijksweg, een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur krijgen, aldus de toelichting. In de Nota zienswijzen is de raad nader ingegaan op de knelpunten bij de rotonde Bornestraat en de busbaan. Ter zitting hebben partijen de situatie op de door [appellant] en anderen aangewezen punten aan de Johannes Vermeerstraat toegelicht. Volgens de raad zal ter plaatse van de oversteekpunten een voorrangsconstructie worden gehanteerd waarin de bus als eerste voorrang heeft, vervolgens de fietser en dan de auto. Door middel van markeringen, zoals gekleurd asfalt, zal dit volgens de raad duidelijk worden gemaakt. De Afdeling overweegt dat het fietsverkeer van en naar de school op de genoemde locaties weliswaar een busbaan en straat zal moeten oversteken, maar dat [appellant] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat dit tot zodanig onveilige situaties zal leiden dat de raad het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Daarbij is van belang dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat de in de plantoelichting genoemde en ter zitting toegelichte verkeersmaatregelen onvoldoende zullen zijn voor een verkeersveilige situatie. Niet is gebleken dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijke kosten die met de uitvoering van de maatregelen gepaard gaan. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad, zoals [appellant] en anderen wensen, een afzonderlijk verkeersplan had dienen te maken, nu gelet op het voorgaande in de plantoelichting en Nota zienswijzen reeds op dit aspect is ingegaan.
De raad dient bij de vaststelling van het plan in zijn belangenafweging de voor- en nadelen van alternatieven mee te nemen. De raad heeft gesteld dat hij in overleg met de betrokken scholen heeft gekeken naar bestaande schoolgebouwen en dat is gebleken dat deze voor de gewenste VMBO-school niet geschikt zijn. Het gebouw van de Hogeschool Edith Stein is volgens de raad niet gekozen, omdat het gebouw te klein is en lastig geschikt is te maken voor het praktijkgerichte onderwijs op een VMBO-school. Overigens is deze school niet in eigendom bij de gemeente. De locatie voor de nieuwbouw heeft de raad gekozen vanwege de centrale ligging in het verzorgingsgebied van de school en de goede bereikbaarheid per fiets, auto en openbaar vervoer. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met mogelijke alternatieven en niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor nieuwbouw op de gekozen locatie.
Wat betreft de kosten van leegstand van huidige schoolpanden, hebben [appellant] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat deze mogelijke kosten zodanig kunnen zijn, dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan in het geding komt.
De betogen falen.
7. Gelet op het vorengaande is het beroep, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
Proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep, voor zover het is ingesteld door [13 appellanten], niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. ten Wolde, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Ten Wolde
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2014
715.