201306587/1/R1.
Datum uitspraak: 26 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de stichting Stichting GTSE beheer, gevestigd te Amsterdam,
2. [appellante sub 2] en Vomar Voordeelmarkt B.V., beide gevestigd te Alkmaar,
en
de raad van de gemeente Haarlem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Spaarndamseweg e.o." vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben GTSE en [appellante sub 2] en Vomar beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
GTSE en [appellante sub 2] en Vomar hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2013, waar GTSE, vertegenwoordigd door [bestuurder] van de stichting, bijgestaan door mr. L. de Groot, werkzaam bij Juridisch en Bestuurlijk Adviescentrum B.V., [appellante sub 2] en Vomar, vertegenwoordigd door ir. P.W.L. van der Eng, bijgestaan door mr. D. Kist, advocaat te Amsterdam, en ir. Sj. Stienstra, verkeersadviseur, en de raad, vertegenwoordigd door ir. H.J.M. Rots, F.R. Kool. K.W. Glas en J. van der Lee, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het plan
2. Het plan voorziet in een actueel juridisch planologisch kader voor het gebied Spaarndamseweg en omgeving. Het plangebied ligt ten noorden van de binnenstad van Haarlem en beslaat een oppervlakte van ongeveer 46 ha. In het plangebied ligt het winkelcentrum Spaarneboogcarré (hierna: het winkelcentrum), dat deel uitmaakt van de zogenoemde Kruger/Werfzone.
Het beroep van GTSE
3. GTSE, eigenaar van het perceel Spaarndamseweg 74-76, betoogt dat aan zijn gronden ten onrechte de aanduiding "detailhandel perifeer" is toegekend, omdat die aanduiding volgens haar leidt tot een beperking van de bestaande en vergunde gebruiksmogelijkheden van dat perceel. Volgens GTSE wordt al jaren reguliere detailhandel ter plaatse uitgeoefend en bestaan daartegen geen bezwaren.
Subsidiair betoogt GTSE dat het plan voor haar perceel naast perifere detailhandel grootschalige detailhandel met een bedrijfsoppervlakte van ten minste 1.000 m² tot 1.200 m² zou moeten toestaan.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het bestaande en vergunde gebruik als zodanig is bestemd. Hij licht in dat verband toe dat het bedrijf dat tot op heden op het perceel van GTSE was gevestigd, zijnde Carpetright, volgens hem kan worden aangemerkt als perifere detailhandel. Daarnaast kan op grond van de in het verleden verleende vergunningen, anders dan GTSE betoogt, niet worden geconcludeerd dat reguliere detailhandel ter plaatse bij recht was toegestaan, aldus de raad. De raad wijst in dat verband op een omgevingsvergunning van 23 februari 2012 waarin een bepaling is opgenomen die ander gebruik dan perifere detailhandel uitsluit.
3.2. In het plan is aan het perceel Spaarndamseweg 74-76 de bestemming "Detailhandel" toegekend met de aanduiding "detailhandel perifeer". De locatie heeft een oppervlakte van ongeveer 1.800 m².
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, van de planregels zijn de voor "Detailhandel" aangewezen gronden bestemd voor perifere detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel perifeer".
Ingevolge artikel 1, lid 1.60, wordt onder het begrip perifere detailhandel verstaan detailhandel die moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden vanwege de volumineuze aard en bevoorrading (zoals auto’s, boten, caravans, tuincentra-artikelen, bouwmarkt, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en woninginrichting).
3.3. In de omgevingsvergunning van 23 februari 2012 voor het perceel Spaarndamseweg 74-76 voor bouwen en voor gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan staat dat de winkelruimten gebruikt moeten worden voor perifere detailhandel. Perifere detailhandel is detailhandel die moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden vanwege de volumineuze aard en de bevoorrading (zoals auto’s, boten, caravans, tuincentra-artikelen, bouwmarkt, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en woninginrichting), aldus de omgevingsvergunning.
3.4. Op het perceel Spaarndamseweg 74-76 werd ten tijde van de vaststelling van het plan door een derde een filiaal van de winkelketen Carpetright geëxploiteerd. Ter zitting is gebleken dat de winkelruimte thans leeg staat. In Carpetright worden onder meer vloeren, vloerkleden en bedden verkocht. Gelet op de aard en omvang van de producten kan de raad worden gevolgd in het standpunt dat de winkel moet worden aangemerkt als perifere detailhandel in de zin van artikel 1, lid 1.60 van de planregels en niet als reguliere detailhandel. De producten zijn vanwege de volumineuze aard en bevoorrading immers moeilijk inpasbaar in bestaande winkelgebieden. Wat betreft de vergunde gebruiksmogelijkheden overweegt de Afdeling dat uit de meest recente omgevingsvergunning van 23 februari 2012 voor het perceel Spaarndamseweg 74-76 volgt dat ter plaatse alleen perifere detailhandel is toegestaan. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het betoog van GTSE dat met de bestemming "Detailhandel" en de aanduiding "detailhandel perifeer" de ten tijde van de vaststelling van het plan bestaande en vergunde gebruiksmogelijkheden op het perceel worden ingeperkt, onjuist is.
Wat betreft het betoog van GTSE dat ter plaatse naast perifere detailhandel ook grootschalige detailhandel moet worden toegestaan, heeft de raad zich ter zitting op het standpunt gesteld dat dergelijke detailhandel ter plaatse niet gewenst is, omdat de aard en omvang van de producten dezelfde is als die van reguliere detailhandel. Grootschalige detailhandel sluit bijvoorbeeld een supermarkt ter plaatse niet uit en dat is een ontwikkeling die de raad op dat perceel niet wenselijk acht, omdat daardoor de fijnmazigheid van het gebied zal worden aangetast. Daarnaast heeft de raad ter zitting toegelicht dat GTSE de regionale behoefte aan grootschalige detailhandel op die locatie ook niet heeft aangetoond. Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad er niet in redelijkheid voor heeft kunnen kiezen ter plaatse geen grootschalige detailhandel toe te staan.
Het beroep van [appellante sub 2] en Vomar
4. [appellante sub 2], eigenaar van het winkelcentrum, en Vomar, exploitant van een supermarkt in dat winkelcentrum, betogen dat het plan ten onrechte niet voorziet in een uitbreiding van het winkelcentrum. In de plantoelichting en de daarin genoemde beleidsstukken wordt immers wel over een uitbreiding gesproken.
4.1. De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het gemeentelijk beleid een uitbreiding van het winkelcentrum weliswaar niet uitsluit, maar niet is gebleken van enig concreet bouwvoornemen voor een uitbreiding van het winkelcentrum aan de zijde van [appellante sub 2] en Vomar. Gelet hierop is de bestaande situatie in het plan vastgelegd, aldus de raad.
De Afdeling overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat het gemeentelijk beleid enige ruimte biedt voor uitbreiding van het winkelcentrum. Echter, niet is gebleken van een concreet bouwvoornemen aan de zijde van [appellante sub 2] en Vomar voor een uitbreiding van het winkelcentrum. Het betoog van [appellante sub 2] en Vomar ter zitting dat zij de uitbreidingsmogelijkheden wensen, zodat zij als de markt daarom vraagt daar op kunnen inspelen, is daarvoor onvoldoende. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat de raad in redelijkheid ervoor heeft kunnen kiezen het winkelcentrum conserverend te bestemmen.
5. [appellante sub 2] en Vomar betogen dat het plan ten onrechte niet voorziet in de mogelijkheid een extra verdieping op het bestaande parkeerdek te realiseren voor ongeveer 150 parkeerplaatsen. Onder verwijzing naar een parkeerberekening stellen zij dat een parkeertekort bestaat van ongeveer 300 parkeerplaatsen. Het standpunt van de raad in de Nota zienswijzen dat het voornemen van [appellante sub 2] en Vomar tot de bouw van een parkeerdek onvoldoende concreet is om in het bestemmingsplan op te nemen, is volgens hen onjuist, omdat reeds in 2011 een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het parkeerdek is ingediend. Ook het standpunt van de raad dat een deugdelijke financiële onderbouwing ontbreekt is onjuist, nu het gaat om een door [appellante sub 2] zelf te realiseren voorziening.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat weliswaar een tekort aan parkeergelegenheid bestaat, maar dat dat tekort slechts 45 parkeerplaatsen bedraagt. De door [appellante sub 2] en Vomar overgelegde berekening bevat rekenfouten, dubbeltellingen, er wordt uitgegaan van onjuiste parkeernormen en de conclusie wordt ten onrechte niet gestaafd door parkeeronderzoek op een relevant en representatief tijdstip, aldus de raad. Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat het gewenste parkeerdek niet voldoet aan de uitgangspunten van een integrale en duurzame stedelijke ontwikkeling zoals vastgelegd in de gebiedsvisie en het bestemmingsplan. De noodzaak en wenselijkheid van een extra parkeerdek kan volgens de raad pas aan bod komen nadat overeenstemming is bereikt over de ruimtelijke uitgangspunten voor de Kruger/Werfzone en nadat onderzoek naar de verkeerssituatie heeft plaatsgevonden.
5.2. In de plantoelichting staat dat het streven enerzijds is gericht op het realiseren van voldoende parkeerplaatsen in het plangebied en anderzijds op het zoveel mogelijk beperken van het aantal noodzakelijke verkeersbewegingen. In diverse straten in het plangebied, waaronder de Paul Krugerkade, zijn parkeervlakken aangelegd en kruispunten voorzien van drempels en wordt verkeersregulatie toegepast door middel van eenrichtingsverkeer. Wat betreft verkeerstechnische ingrepen lijkt in deze straten het maximaal haalbare reeds toegepast. Bij nieuwbouwprojecten in het plangebied verdient het aanbeveling te onderzoeken of extra (ondergrondse) parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd, zodat de eerder genoemde straten ontlast kunnen worden, aldus de plantoelichting.
5.3. Tussen [appellante sub 2] en Vomar en de raad is niet in geschil dat een tekort aan parkeerplaatsen bestaat voor de bezoekers van het winkelcentrum. Er bestaat alleen onenigheid tussen partijen over de omvang van het parkeerprobleem. Los van het antwoord op de vraag uit hoeveel parkeerplaatsen het tekort bestaat, heeft de raad ter zitting onweersproken gesteld dat in de huidige situatie nauwelijks gebruik wordt gemaakt van het bestaande parkeerdek op het winkelcentrum, omdat bezoekers van het winkelcentrum liever op het parkeerterrein op het maaiveld parkeren. De raad heeft toegelicht dat als gevolg hiervan verkeersproblemen ontstaan op het parkeerterrein op het maaiveld, omdat bezoekers wachten en rondjes op het parkeerterrein rijden totdat daar een parkeerplaats vrij is. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het niet waarschijnlijk is dat de door [appellante sub 2] en Vomar gewenste extra verdieping op het parkeerdek het parkeertekort oplost. Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verkeersproblemen op het parkeerterrein op het maaiveld als gevolg van een extra verdieping zullen blijven bestaan. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad er derhalve in redelijkheid ervoor kunnen kiezen in het plan geen extra verdieping op het bestaande parkeerdek mogelijk te maken. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat de raad ter zitting heeft verklaard dat hij erkent dat sprake is van parkeerdruk op het terrein van het winkelcentrum, maar dat in het kader van de integrale ontwikkeling van de Kruger/Werf-zone zal worden onderzocht hoe het parkeerprobleem stedenbouwkundig kan worden opgelost. Voorts acht de Afdeling van belang bij haar oordeel dat het plan geen ontwikkeling mogelijk maakt die extra parkeerplaatsen behoeft.
6. [appellante sub 2] en Vomar hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellante sub 2] en Vomar hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Conclusie en proceskosten
7. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. van Gisbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Van Gisbergen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2014
668.