ECLI:NL:RVS:2014:1076

Raad van State

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
201306172/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging woonadres in gemeentelijke basisadministratie en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland, die op 29 mei 2013 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Hengelo had op 24 mei 2012 het woonadres van [appellant] in de gemeentelijke basisadministratie (gba) ambtshalve gewijzigd in 'onbekend', met ingang van 13 maart 2012. Dit besluit volgde op een huisbezoek en een buurtonderzoek, waaruit het college concludeerde dat [appellant] niet op het geregistreerde adres woonde. De rechtbank oordeelde dat de conclusie van het college niet voldoende was onderbouwd door de onderzoeksresultaten, maar erkende dat het college op basis van waterverbruik tot de conclusie kon komen dat [appellant] niet op het gba-adres woonachtig was.

In hoger beroep betoogde [appellant] dat het lage waterverbruik verklaard kon worden door zijn verblijf elders en de situatie van zijn grootmoeder. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het college niet voldoende onderzoek had gedaan naar de woonomstandigheden van [appellant] voordat het zijn adres wijzigde. De rechtbank had niet onderkend dat de conclusie van het college niet door de onderzoeksresultaten werd gedragen. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en herstelde de registratie van het woonadres van [appellant] in de gba. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan [appellant].

Uitspraak

201306172/1/A3.
Datum uitspraak: 26 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Hengelo,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 29 mei 2013 in zaak nr. 12/2691 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo.
Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2012 heeft het college het in de gemeentelijke basisadministratie (hierna: gba) geregistreerde woonadres van [appellant] met ingang van 13 maart 2012 ambtshalve gewijzigd in ‘onbekend’.
Bij besluit van 23 oktober 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 mei 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. F. Jakob, advocaat te Enschede, en het college, vertegenwoordigd door I.B.H. Heil en M. van der Veer, beiden werkzaam voor de gemeente, zijn verschenen.
Met toepassing van artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling het onderzoek ter zitting geschorst, teneinde het college in de gelegenheid te stellen te onderzoeken of het ingestelde hoger beroep aanleiding geeft om de besluiten van 24 mei en 23 oktober 2012 in te trekken.
Bij brief van 12 maart 2014 heeft het college de Afdeling verzocht om uitspraak te doen.
Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gelaten, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet gba), zoals deze gold ten tijde van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder woonadres:
a. het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten.
Ingevolge artikel 47, tweede lid, draagt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene zijn adres heeft, ambtshalve zorg voor opneming van gegevens betreffende het adres, indien een ingezetene die zijn adres heeft gewijzigd, in gebreke is met het doen van aangifte.
Ingevolge artikel 66, eerste lid, is de ingezetene die zijn adres wijzigt, verplicht binnen vijf dagen na de wijziging van het adres bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft, schriftelijk aangifte van adreswijziging te doen. Indien een ingezetene geen woonadres heeft, dient hij een briefadres te kiezen en is hij verplicht overeenkomstig het bepaalde in de vorige volzin aangifte van adreswijziging te doen.
Ingevolge artikel 72 is degene ten aanzien van wie het college van burgemeester en wethouders het redelijke vermoeden heeft dat hij in gebreke is met het doen van een aangifte als bedoeld in de artikelen 65 tot en met 68, verplicht om op verzoek van het college van burgemeester en wethouders, desgevraagd in persoon, ter zake de inlichtingen te geven en de geschriften over te leggen die noodzakelijk zijn voor de bijhouding met betrekking tot hem van de basisadministratie.
2. [appellant] heeft zich met ingang van 4 mei 2010 in de gba van Hengelo laten registreren op het adres [locatie] (hierna: gba-adres). Op dit adres is tevens [de grootmoeder] van [appellant], geregistreerd.
3. Het college heeft aan het besluit van 23 oktober 2012 ten grondslag gelegd dat, gelet op de bevindingen van een huisbezoek van sociaal rechercheurs op 7 december 2011, van een buurtonderzoek en van een onderzoek op 22 augustus 2012 naar het gemiddelde watergebruik op het adres, niet aannemelijk is dat het gba-adres het woonadres van [appellant] is.
4. De rechtbank heeft overwogen dat de conclusie die de sociaal rechercheurs hebben getrokken uit het huisbezoek, namelijk dat niet aannemelijk is dat [appellant] op het gba-adres woont, niet door de onderzoeksbevindingen wordt gedragen. De rechtbank heeft ten aanzien van de bevindingen van het buurtonderzoek overwogen dat de verklaringen van de buren anoniem zijn gegeven en geen eenduidig beeld geven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de conclusie van het college over de woonsituatie van [appellant] niet door de resultaten van deze onderzoeken wordt gedragen.
De rechtbank is niettemin van oordeel dat het college op grond van de gegevens over het watergebruik tot de conclusie heeft kunnen komen dat [appellant] niet op het gba-adres woonachtig is, zodat het college de gegevens over zijn woonadres terecht heeft gewijzigd in ‘onbekend’.
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat het college op grond van de gegevens over het watergebruik tot de conclusie heeft kunnen komen dat hij niet woonachtig is op het gba-adres, heeft miskend dat het lage waterverbruik verklaard kan worden doordat hij buitenshuis een douche neemt en veelvuldig bij zijn ouders verblijft om de was te brengen, te eten en te overnachten. Voorts voert hij aan dat het lage waterverbruik verklaard kan worden doordat zijn grootmoeder twee dagen per week overdag bij een zorginstelling voor bejaarden verblijft en geregeld een van haar acht kinderen bezoekt.
5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 juli 2009 in zaak nr. 200808407/1/H3), is het doel van de Wet gba dat de in de gba vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. Een in de gba vermeld woonadres dient de werkelijke woon- of verblijfplaats van de betrokkene te zijn. Uit een geheel van waarneembare omstandigheden dient te blijken of de betrokkene daadwerkelijk op het vermelde adres woont, waarbij met name van belang kan zijn of hij ’s nachts op dat adres pleegt te slapen. Voor zover geen adres kan worden aangewezen dat door de betrokkene wordt bewoond, moet ingevolge artikel 1 van de Wet gba het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten als diens woonadres worden aangemerkt.
5.2. Voordat het college de adresgegevens van [appellant] ambtshalve mocht wijzigen in de gba was het gehouden onderzoek te doen naar het woonadres van [appellant]. Het college heeft dit gedaan door middel van een huisbezoek, een buurtonderzoek en een onderzoek naar het watergebruik op het gba-adres. Onbestreden is gebleven de overweging van de rechtbank dat de conclusie van het college over het woonadres van [appellant] niet door de resultaten van het huisbezoek en het buurtonderzoek wordt gedragen, zodat thans van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan.
Ten aanzien van het door het college verrichte onderzoek naar het waterverbruik op het gba-adres, wordt overwogen dat onbestreden is gebleven dat het gemiddelde watergebruik van een tweepersoonshuishouden volgens het Nibud ongeveer 91 m³ per jaar bedraagt en dat het watergebruik op het gba-adres in de periode van 19 mei 2010 tot 14 mei 2011 slechts 42 m³ bedroeg. Hoewel het watergebruik derhalve terecht gerede twijfel bij het college heeft gegeven of sinds 4 mei 2010 inderdaad twee personen op dit adres wonen, biedt dit gegeven, zonder gedegen nader onderzoek naar waarneembare omstandigheden op zichzelf evenwel onvoldoende grond voor het oordeel dat het college mocht concluderen dat niet aannemelijk is dat [appellant] op dit adres woont. De rechtbank heeft dat niet onderkend.
Het betoog slaagt derhalve reeds daarom.
6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 23 oktober 2012 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en zal het besluit van 24 mei 2012 herroepen, omdat vaststaat dat het college de registratie van het woonadres van [appellant] in de gba niet met ingang van 13 maart 2012 ambtshalve had mogen wijzigen in ‘onbekend’. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
7. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 29 mei 2013 in zaak nr. 12/2691;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo van 23 oktober 2012, kenmerk 12G201013/491557;
V. herroept het besluit van 24 mei 2012, kenmerk PSZ-BZ;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Hengelo tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.948,00 (zegge: negentienhonderdachtenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Hengelo aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 395,00 (zegge: driehonderdvijfennegentig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Larsson-van Reijsen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2014
344.