ECLI:NL:RVS:2014:1075

Raad van State

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
201307312/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen bestuursdwang wegens overschrijding beroepstermijn

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Deventer op 15 april 2013 een besluit genomen om spoedeisende bestuursdwang toe te passen, omdat [appellante] in strijd met de Afvalstoffenverordening 2009 huishoudelijke afvalstoffen had aangeboden. De kosten van deze bestuursdwang, ter hoogte van € 91,00, zijn voor rekening van [appellante] gesteld. Op 25 juni 2013 verklaarde het college het bezwaar van [appellante] ongegrond. Hierop heeft [appellante] beroep ingesteld bij de Raad van State, maar het beroepschrift is pas op 12 augustus 2013 ingekomen, wat na de wettelijke termijn van indienen was. De termijn voor het indienen van een beroepschrift begon op 26 juni 2013 en eindigde op 6 augustus 2013. De Raad van State heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, omdat het ook niet vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd.

[Appellante] heeft als reden voor de overschrijding van de termijn opgegeven dat zij wachtte op de uitkomst van overleg met een deurwaarder die belast was met de invordering van het bedrag van € 91,00. De Raad van State oordeelde echter dat deze reden niet voldoende was om te concluderen dat [appellante] niet in verzuim was. Er waren geen feiten of omstandigheden die erop wezen dat zij niet in verzuim was. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad van State heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M. van Hulst, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 26 maart 2014.

Uitspraak

201307312/1/A4.
Datum uitspraak: 26 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Deventer,
en
het college van burgemeester en wethouders van Deventer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 april 2013 heeft het college zijn beslissing om op 11 april 2013 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het door [appellante] in strijd met de Afvalstoffenverordening 2009 van de gemeente Deventer aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 91,00) voor rekening van [appellante] komen.
Bij besluit van 25 juni 2013 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 februari 2014, waar [appellante], en het college, vertegenwoordigd door mr. A.M.M. Hutten-Bekemeier en A.I. Duivenvoorde, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het bestreden besluit is bekendgemaakt op 25 juni 2013, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift ingevolge artikel 6:7 en artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is begonnen op 26 juni 2013 en geëindigd op 6 augustus 2013.
2. Het beroepschrift is bij de Raad van State ingekomen op 12 augustus 2013, zodat het niet binnen de termijn is ingediend. Derhalve en in aanmerking genomen dat het beroepschrift ook niet vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, is het niet tijdig ingediend.
3. [appellante] is in de gelegenheid gesteld om mede te delen wat de reden is geweest voor de overschrijding van de beroepstermijn. Zij heeft daarvoor als reden aangedragen dat zij heeft gewacht met het indienen van een beroepschrift totdat zij kennis had genomen van de uitkomst van overleg dat zij voerde met een deurwaarder die was belast met de invordering van het in rekening gebrachte bedrag van € 91,00. Dat ten gevolge van deze handelwijze de beroepstermijn is overschreden komt voor rekening en risico van [appellante]. Van feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest, is niet gebleken.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Hulst, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Van Hulst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2014
402.