201400137/2/R2.
Datum uitspraak: 21 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
2. de vereniging "Vereniging van Eigenaren Het Gemaal te Nieuwvliet-Bad" (hierna: VvE Het Gemaal), gevestigd te Nieuwvliet, gemeente Sluis,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Sluis,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Kustwerk Nieuwvliet" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal beroep ingesteld.
Zij hebben voorts de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwfonds Arcus Kustwerk B.V. en anderen (hierna: B.A.K. B.V en anderen) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 10 maart 2014, waar [verzoeker sub 1], VvE Het Gemaal, vertegenwoordigd door J.A.M. Holbrouck, en de raad, vertegenwoordigd door S.M. den Haan, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting gehoord B.A.K. B.V. en anderen, vertegenwoordigd door L.W. Jobse en J.J.C. Priem, en het dagelijks bestuur van het waterschap Scheldestromen, vertegenwoordigd door mr. S. Holvast en C. Slabbekoorn.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Met het plan wordt de herontwikkeling van een aantal bestaande campings tot een recreatiepark mogelijk gemaakt.
3. [verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal hebben bezwaar tegen de vaststelling van het plan voor zover daarmee de ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer van het recreatieterrein tegenover de ingang van het park "Het Gemaal" mogelijk wordt gemaakt. Zij vrezen dat door de inwerkingtreding van het plan een onomkeerbare situatie zal ontstaan. [verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal betogen dat de realisatie van de ontsluiting op deze locatie tot geluidoverlast, fijnstof, een verkeersonveilige situatie en hinder door vrachtverkeer gedurende de bouwfase zal leiden. In dat kader wijzen zij erop dat het plan leidt tot een toename van 45% aan gemotoriseerd verkeer op de langs het park "Het Gemaal" gelegen Dwarsdijk, waardoor de rust in het park zal worden aangetast.
Voorts betogen [verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal dat het plan tot een aantasting van de verkeersveiligheid van met name fietsers en voetgangers zal leiden. De raad heeft naar hun mening ten onrechte een groter gewicht toegekend aan de belangen van de gebruikers van het nieuwe recreatiepark dan aan de belangen van de gebruikers van het park "Het Gemaal".
[verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal voeren verder aan dat de raad ten onrechte heeft gekozen voor een ontsluiting van het park via de Dwarsdijk, terwijl een ontsluiting via de bestaande ontsluiting van de camping aan de noordzijde van het terrein en via de Sint Jansdijk minder belastend is voor de gebruikers van het park "Het Gemaal". Zij betogen dat de raad zijn keuze onvoldoende heeft gemotiveerd. Voor zover de raad stelt dat een ontsluiting via de Sint Jansdijk niet mogelijk is aangezien de betreffende gronden niet in eigendom zijn bij de initiatiefnemer, achten zij dat onvoldoende reden om niet voor dat alternatief te kiezen.
3.1. In de verbeelding is weergegeven dat aan de gronden tegenover de ingang van het park "Het Gemaal" deels de bestemming "Verkeer - Beschermde dijk" en deels de bestemming "Groen - 1" met de aanduiding "ontsluiting" is toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder c, van de planregels zijn de voor "Groen - 1" ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" aangewezen gronden bestemd voor een ontsluiting.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Verkeer - Beschermde dijk" aangewezen gronden bestemd voor wegen met doorgaande rijstroken, alsmede voet- en fietspaden.
3.2. De op het park "Het Gemaal" aanwezige recreatiewoningen genieten geen bescherming ingevolge de Wet geluidhinder (hierna: Wgh), maar dit betekent niet dat de recreatiewoningen in het geheel geen bescherming tegen geluidhinder toekomt. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de raad bij de vereiste belangenafweging in het kader van de goede ruimtelijke ordening de geluidbelasting die het plan op de recreatiewoningen tot gevolg zal hebben te betrekken. De raad heeft aan de vaststelling van het plan een onderzoek naar de geluidbelasting op de recreatiewoningen ten grondslag gelegd. Dit onderzoek is opgenomen in de notitie "Centrale nieuwe ontsluiting Kustwerk Nieuwvliet" van Royal Haskoning DHV van 31 juli 2013 (hierna: het akoestisch onderzoek). In dit onderzoek is vermeld dat de toename van de geluidbelasting als gevolg van het plan maximaal 1 dB bedraagt, waardoor de geluidbelasting ter hoogte van de recreatiewoningen op het park "Het Gemaal" tussen de 46 dB en 55 dB zal zijn. [verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal hebben niet aannemelijk gemaakt dat het akoestisch onderzoek dusdanige gebreken dan wel leemten in kennis vertoont dat de raad zich niet op het onderzoek heeft mogen baseren. Voorts hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat de raad een geluidbelasting van maximaal 55 dB niet in redelijkheid aanvaardbaar heeft kunnen achten. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet tot onaanvaardbare geluidoverlast zal leiden.
3.3. Voor zover [verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal betogen dat het plan tot een onaanvaardbare toename van fijnstof zal leiden is in de plantoelichting vermeld dat uit het milieueffectrapport is gebleken dat langs alle onderzochte wegen ruimschoots aan de grenswaarden voor NO2 en PM10 zoals opgenomen in de Wet milieubeheer kan worden voldaan. [verzoeker sub 1] en de VvE hebben het voorgaande niet gemotiveerd bestreden, zodat in zoverre geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de Wet milieubeheer op dit punt niet in de weg staat aan de vaststelling van het plan.
3.4. Ten aanzien van het betoog van [verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal dat het plan tot een verkeersonveilige situatie op de kruising van de Dwarsdijk met de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg zal leiden, overweegt de voorzitter het volgende. In de plantoelichting is vermeld dat met de gekozen nieuwe ontsluiting van het park sprake is van een goede verkeerssituatie waarbij het verkeer ook op de drukkere dagen goed kan worden afgewikkeld. Deze conclusie is gebaseerd op het rapport "Kustwerk Nieuwvliet, effectenstudie verkeer" van Royal Haskoning van 16 juli 2012 (hierna: verkeerseffectenonderzoek). In het onderzoek is vermeld dat het plan tot een verkeersintensiteit van 4510 motorvoertuigen per etmaal op de Dwarsdijk zal leiden. Ten aanzien van fietsers is in het verkeerseffectenonderzoek vermeld dat de veiligheid van fietsers is gewaarborgd door de aanwezigheid van vrij liggende fietspaden. Ten aanzien van voetgangers is vermeld dat oversteekpunten aandachtspunten betreffen en dat snelheidsbeperkende maatregelen overwogen kunnen worden. [verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal hebben niet aannemelijk gemaakt dat het verkeerseffectenonderzoek dusdanige gebreken dan wel leemten in kennis vertoont dat de raad zich niet op het onderzoek heeft mogen baseren.
Hetgeen [verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ontsluitingsweg niet tot verkeersonveilige situaties voor fietsers en voetgangers zal leiden, of dat zo nodig geen maatregelen kunnen worden genomen om de verkeersveiligheid te waarborgen. Daarbij wordt in overweging genomen dat B.A.K. B.V. en anderen ter zitting te kennen hebben gegeven dat de ontsluitingsweg grotendeels zal worden voorzien van een vrijliggend fiets- en voetpad, zodat het langzame verkeer afkomstig van het park "Het Gemaal" niet hoeft te mengen met het gemotoriseerd verkeer afkomstig van het recreatieterrein. Het langzame verkeer afkomstig van het recreatieterrein zal, zoals de raad ter zitting heeft toegelicht, via de bestaande uitgang aan de noordzijde worden geleid, zodat dit verkeer evenmin met het gemotoriseerde verkeer hoeft te mengen.
3.5. Ten aanzien van de stelling van [verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal dat het bouwverkeer ten tijde van de herontwikkeling van het recreatieterrein tot hinder zal leiden, wordt overwogen dat het bouwverkeer weliswaar tot tijdelijke overlast kan leiden, maar dat [verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal niet aannemelijk hebben gemaakt dat het bouwverkeer tot dusdanig ernstige overlast zal leiden dat de raad daaraan een doorslaggevende betekenis had moeten toekennen.
3.6. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. In het verkeerseffectenonderzoek heeft de raad de effecten op de verkeersveiligheid van verschillende mogelijke (hoofd)ontsluitingen van het plangebied onderzocht. Als uitgangspunt daarbij heeft de raad gesteld dat een ontsluitingsroute via de Sint Jansdijk de voorkeur heeft, aangezien daarmee de kern van Nieuwvliet wordt ontlast. In het verkeerseffectenonderzoek zijn twee alternatieve wijze van ontsluiting van het park voor gemotoriseerd verkeer onderzocht waarbij de ontsluitingsroute via de Sint Jansdijk loopt. Bij het eerste onderzochte alternatief wordt het plangebied ontsloten via de bestaande ontsluiting aan de noordzijde van het terrein en via een rechtstreekse ontsluiting op de Sint Jansdijk (hierna: variant A). Bij het tweede onderzochte alternatief wordt het plangebied ontsloten via de Dwarsdijk (hierna: variant B). In het onderzoek is geconcludeerd dat beide varianten vanuit het oogpunt van de verkeersveiligheid acceptabel zijn.
De raad heeft gesteld dat gekozen is voor variant B omdat variant A niet uitvoerbaar bleek te zijn, aangezien de betreffende gronden niet in eigendom van de initiatiefnemer zijn en de eigenaar niet voornemens is om de gronden te verkopen. Bovendien bestaan volgens de raad ten aanzien van variant B geen ruimtelijke bezwaren.
Hetgeen [verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het voorgestelde alternatief niet voldoende bij zijn besluitvorming heeft betrokken en er niet in redelijkheid van heeft kunnen afzien om te kiezen voor de door [verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal gewenste ontsluiting van het park.
4. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzitter niet dat het besluit op deze punten in de bodemprocedure niet in stand zal kunnen blijven. De verzoeken van [verzoeker sub 1] en VvE Het Gemaal dienen daarom te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Donner-Haan
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2014
674.