ECLI:NL:RVS:2014:1048

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
201302028/4/A3 en 201302192/4/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de staatsraad in bestuursrechtelijke zaken

Op 13 maart 2014 heeft [verzoeker] tijdens een zitting verzocht om wraking van mr. J.E.M. Polak, de staatsraad, die als voorzitter fungeerde van de meervoudige kamer die belast was met de behandeling van de zaken met nummers 201302028/1/A3 en 201302192/1/A3. Het verzoek om wraking werd gedaan op basis van de vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid van de staatsraad. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft het wrakingsverzoek op dezelfde dag behandeld, waarbij [verzoeker] werd gehoord. De staatsraad heeft niet ingestemd met de wraking.

Bij mondelinge beslissing op 13 maart 2014 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen. De Afdeling overwoog dat op grond van artikel 8:15 van de Awb een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan wraken, mits er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De Afdeling merkte op dat een eerder verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.

De Afdeling concludeerde dat het verzoek van [verzoeker] niet op nieuwe feiten of omstandigheden was gebaseerd, aangezien eerder in een beslissing van 21 februari 2014 al een oordeel was gegeven over vergelijkbare gronden. Ook de klacht van [verzoeker] over de behandeling van zijn klacht door de staatsraad werd niet als nieuw feit beschouwd, omdat deze klacht gericht was tegen de staatsraad in zijn hoedanigheid als voorzitter van de meervoudige kamer. De Afdeling oordeelde dat de behandeling van de klacht door een commissie in plaats van door de staatsraad zelf in overeenstemming was met de geldende klachtenregeling.

Uiteindelijk oordeelde de Afdeling dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de onpartijdigheid van de staatsraad in gevaar was, en het verzoek om wraking werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. G. van der Wiel, leden, in aanwezigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201302028/4/A3 en 201302192/4/A3.
Datum beslissing: 13 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
[verzoeker], wonend te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
verzoeker,
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Tijdens de zitting van 13 maart 2014 heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. J.E.M. Polak (hierna: de staatsraad) als voorzitter van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaken met nrs. 201302028/1/A3 en 201302192/1/A3.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 13 maart 2014 ter zitting behandeld, waar [verzoeker] is gehoord.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 13 maart 2014 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen.
Overweging
Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
1. Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Ingevolge artikel 8:16, vierde lid, van de Awb wordt een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de eerdere verzoeker bekend zijn geworden.
3. Voor zover het verzoek van [verzoeker] berust op de grond dat de staatsraad de door hem meegebrachte getuige al dan niet ter zitting zou horen, wordt overwogen dat in de beslissing van 21 februari 2014 in zaak nrs. 201302028/2/A3 en 201302192/2/A3 over in essentie dezelfde grond reeds een oordeel is gegeven. [verzoeker] heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan hierover thans anders dient te worden geoordeeld. Het voorgaande geldt eveneens voor zover het verzoek van [verzoeker] berust op de grond met betrekking tot de beslissing inzake de door hem verzochte over te dragen stukken. Het verzoek is in zoverre dan ook niet in behandeling genomen.
4. Aan het verzoek is voorts ten grondslag gelegd dat de staatsraad de door [verzoeker] ingediende klacht ten onrechte heeft opgevat als gericht tegen zijn persoon, aangezien zijn klacht was gericht tegen de inhoud van de brief van de Afdeling van 29 januari 2014.
In de brief van 29 januari 2014 heeft de staatsraad, in zijn hoedanigheid als voorzitter van de meervoudige kamer die is belast met de behandeling van de zaken met nrs. 201302028/1/A3 en 201302192/1/A3, een aantal processuele beslissingen met betrekking tot de behandeling van die twee zaken aan [verzoeker] meegedeeld. De klacht van [verzoeker] aangaande de inhoud van deze brief kan niet anders worden opgevat, dan als gericht tegen een gedraging van de staatsraad als voorzitter van de meervoudige kamer. Nu de staatsraad tevens voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is, is in overeenstemming met artikel 3, eerste lid, van de 'Klachtenregeling Afdeling bestuursrechtspraak' de klacht behandeld door een commissie in plaats van door de staatsraad.
Gelet op het voorgaande, levert hetgeen [verzoeker] naar voren heeft gebracht over deze handelwijze ten aanzien van zijn klacht geen feiten of omstandigheden op die het oordeel rechtvaardigen dat daardoor de rechterlijke onpartijdigheid in de zaken met nrs. 201302028/1/A3 en 201302192/1/A3 zou kunnen zijn geschaad.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Vreugdenhil
voorzitter ambtenaar van staat
571.