ECLI:NL:RVS:2014:1027

Raad van State

Datum uitspraak
14 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
201311788/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Buitenwijken gemeente Huizen

Op 14 maart 2014 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van het bestemmingsplan "Buitenwijken" van de gemeente Huizen. Dit bestemmingsplan werd op 7 november 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. Tegen dit besluit hebben verschillende verzoekers, waaronder [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De verzoekers vreesden dat er een omgevingsvergunning voor bouwen zou worden verleend voor een illegaal verbouwde recreatiewoning op een perceel dat in het bestemmingsplan de bestemming "Wonen" had gekregen.

Tijdens de zitting op 25 februari 2014, waar de verzoekers bijgestaan werden door hun advocaat, en de gemeente vertegenwoordigd was door ambtenaren, werd het verzoek besproken. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet spoedeisend was, omdat de eigenaar van het perceel had toegezegd geen omgevingsvergunning aan te vragen totdat er uitspraak was gedaan in de bodemprocedure. Dit gold ook voor de verzoeken van [verzoeker sub 1] met betrekking tot de gebiedsaanduiding "wro-zone - ontheffingsgebied" voor de gronden aan de Beukenlaan.

De voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde en wees de verzoeken af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 14 maart 2014.

Uitspraak

201311788/2/R1.
Datum uitspraak: 14 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Huizen,
2. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], wonend te Huizen,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Huizen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 november 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitenwijken" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] en [eigenaar perceel] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 25 februari 2014, waar [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], bijgestaan door mr. G.G. Kranendonk, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door ing. M. Beuving en mr. T.M.H. van Zundert, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [partij], bijgestaan door mr. S.L. Schram, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een actueel juridisch planologisch kader voor de bebouwde gebieden in het landelijk gebied van de gemeente Huizen.
3. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] wonen aan de [locatie 1] te Huizen. Zij richten zich tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" en de functieaanduiding "recreatiewoning" voor het perceel aan de [locatie 2]. Volgens [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] is met het verzoek een spoedeisend belang gemoeid, omdat moet worden gevreesd dat hangende het beroep een omgevingsvergunning voor bouwen zal worden verleend ter legalisering van de illegaal tot recreatiewoning verbouwde opstal op het perceel [locatie 2] die blijkens een bouwvergunning uit 1926 is opgericht voor het houden van konijnen.
3.1. [eigenaar perceel], de eigenaar van het perceel [locatie 2], heeft ter zitting toegezegd geen omgevingsvergunning voor bouwen aan te vragen met betrekking tot of ter legalisering van de recreatiewoning totdat uitspraak is gedaan in de bodemzaak.
Wat betreft het gebruik als recreatiewoning wordt overwogen dat wijziging van het toegestane gebruik doorgaans geen aanleiding geeft tot schorsing van het bestreden plandeel, omdat als in de bodemprocedure het bestreden besluit in zoverre zou worden vernietigd het nieuwe gebruik moet worden gestaakt. Hierdoor leidt wijziging van het gebruik uit juridisch oogpunt niet tot een onomkeerbare situatie. Dit kan slechts anders zijn indien een functiewijziging gepaard gaat met feitelijk onomkeerbare gevolgen, maar ter zitting is vast komen te staan dat daarvan geen sprake zal zijn.
Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
4. [verzoeker sub 1] woont aan de [locatie 3] te Huizen. Hij richt zich tegen toekenning van de gebiedsaanduiding "wro-zone - ontheffingsgebied" voor de gronden aan de Beukenlaan, voor zover bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan voor de bouw van één woning. Teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen heeft hij verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
4.1. [eigenaar perceel], de eigenaresse van de gronden aan de Beukenlaan, heeft aangegeven dat zij niet het voornemen heeft een omgevingsvergunning aan te vragen voor de bouw van een woning op de gronden aan de Beukenlaan voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak. Voor het geval toch een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, heeft de raad ter zitting toegezegd dat hij [verzoeker sub 1] daarvan onverwijld in kennis zal stellen.
Het voorgaande in aanmerking genomen is met het verzoek van [verzoeker sub 1] evenmin een spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
5. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding de verzoeken af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Priem
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2014
646.