ECLI:NL:RVS:2014:1004

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
201307390/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand en vergoeding kosten bezwaar

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 juli 2013, waarin het beroep van [appellant] ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand door de raad voor rechtsbijstand, die op 14 mei 2012 werd genomen. Na bezwaar van [appellant] werd deze afwijzing herzien op 19 juli 2012, waarbij de gevraagde toevoeging alsnog werd verstrekt, maar het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de bestuurlijke voorprocedure werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de raad terecht geen vergoeding had toegekend voor de kosten die [appellant] in de bezwaarfase had gemaakt.

In hoger beroep spitst het geschil zich toe op de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de raad bij het besluit van 19 juli 2012 geen vergoeding voor de gemaakte kosten heeft toegekend. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte het eerdere besluit van 14 mei 2012 niet onrechtmatig heeft geacht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kosten alleen vergoed kunnen worden als het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

De raad heeft de gevraagde toevoeging verstrekt omdat het beleid per 1 juli 2012 was gewijzigd en aan de nieuwe criteria werd voldaan. Dit betekent echter niet dat het eerdere besluit onrechtmatig was. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de raad geen vergoeding voor de kosten in bezwaar heeft hoeven toekennen. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201307390/1/A2.
Datum uitspraak: 19 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 juli 2013 in zaak nr. 12/2749 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 14 mei 2012 heeft de raad een aanvraag van [appellant] om een toevoeging voor rechtsbijstand afgewezen.
Bij besluit van 19 juli 2012 heeft de raad naar aanleiding van het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar dat besluit herzien, de gevraagde toevoeging verstrekt en het verzoek van [appellant] om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de bestuurlijke voorprocedure afgewezen.
Bij uitspraak van 2 juli 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 3 maart 2014.
Overwegingen
1. In hoger beroep spitst het geschil zich toe op de vraag of de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat de raad bij het besluit van 19 juli 2012 terecht geen vergoeding van de door [appellant] in bezwaar gemaakte kosten heeft toegekend.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de raad het verzoek om vergoeding van door hem gemaakte kosten in de bezwaarfase terecht heeft afgewezen. De rechtbank heeft volgens [appellant] ten onrechte het besluit van 14 mei 2012 niet onrechtmatig geacht.
3. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
In dit kader moet worden onderzocht of het alsnog verstrekken van de gevraagde toevoeging bij het besluit op bezwaar moet worden aangemerkt als een herroeping wegens een aan de raad te wijten onrechtmatigheid.
4. De raad heeft bij het besluit op bezwaar de gevraagde toevoeging alsnog verstrekt omdat het ter zake gevoerde beleid inmiddels, per 1 juli 2012, was gewijzigd en aan de daarbij gehanteerde criteria werd voldaan. Dat leidt evenwel niet tot de conclusie dat het besluit van 14 mei 2012, dat was gebaseerd op het toentertijd gevoerde beleid, onrechtmatig was en om die reden moet worden geacht te zijn herroepen. De raad mocht daarbij besluiten zoals hij heeft gedaan. Aan de criteria voor het toekennen van een vergoeding voor de in bezwaar gemaakte kosten is derhalve niet voldaan. De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat de raad bij het besluit van 19 juli 2012 terecht geen vergoeding van de door [appellant] in bezwaar gemaakte kosten heeft toegekend.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2014
18-809.