ECLI:NL:RVS:2014:1004
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand en vergoeding kosten bezwaar
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 juli 2013, waarin het beroep van [appellant] ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand door de raad voor rechtsbijstand, die op 14 mei 2012 werd genomen. Na bezwaar van [appellant] werd deze afwijzing herzien op 19 juli 2012, waarbij de gevraagde toevoeging alsnog werd verstrekt, maar het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de bestuurlijke voorprocedure werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de raad terecht geen vergoeding had toegekend voor de kosten die [appellant] in de bezwaarfase had gemaakt.
In hoger beroep spitst het geschil zich toe op de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de raad bij het besluit van 19 juli 2012 geen vergoeding voor de gemaakte kosten heeft toegekend. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte het eerdere besluit van 14 mei 2012 niet onrechtmatig heeft geacht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kosten alleen vergoed kunnen worden als het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
De raad heeft de gevraagde toevoeging verstrekt omdat het beleid per 1 juli 2012 was gewijzigd en aan de nieuwe criteria werd voldaan. Dit betekent echter niet dat het eerdere besluit onrechtmatig was. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de raad geen vergoeding voor de kosten in bezwaar heeft hoeven toekennen. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.