201209864/1/T1/A1 en 201209865/1/T1/A1.
Datum uitspraak: 19 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1],
2. [appellant sub 2],
beiden wonend te Hippolytushoef, gemeente Hollands Kroon,
appellanten,
tegen de uitspraken van de rechtbank Alkmaar van 6 september 2012 in zaken nrs. 11/1272 en 11/1273 in de gedingen tussen:
1. [appellant sub 1],
2. [appellant sub 2]
het college van burgemeester en wethouders van Hollands Kroon,
de raad van de gemeente Hollands Kroon.
Bij besluit van 15 april 2010 heeft de raad van de gemeente Wieringen (thans Hollands Kroon), voor zover thans van belang, geweigerd het bestemmingsplan "Eerste partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 2002" te herzien.
Bij besluiten van 29 juni 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wieringen (thans Hollands Kroon) aan [appellant sub 1] onderscheidenlijk [appellant sub 2] geweigerd bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk veranderen van de bijgebouwen op het perceel [locatie sub 1] en op het perceel [locatie sub 2] te Hippolytushoef (hierna: de percelen) en bepaald dat het besluit van 15 april 2010 daar integraal deel van uitmaakt.
Bij besluiten van 15 april 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wieringen de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraken van 6 september 2012 heeft de rechtbank de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraken zijn aangehecht.
Tegen deze uitspraken hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft verweerschriften ingediend.
De zaken zijn door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaken gevoegd ter zitting behandeld op 7 mei 2013, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], bijgestaan door mr. E.P. Groen, advocaat te Hoorn, en het college, vertegenwoordigd door J. Buisman, bijgestaan door mr. T. Grundmeijer, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
1. De Afdeling heeft de zaken vanwege de onderlinge samenhang gevoegd behandeld.
2. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat, nu de aangevallen uitspraken zijn bekendgemaakt vóór 1 januari 2013 deze moeten worden beoordeeld aan de hand van het recht zoals dit gold vóór inwerkingtreding van deze wet.
3. Ingevolge artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
4. Ingevolge artikel 3.10, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat luidde ten tijde van belang, kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang een projectbesluit nemen.
5. Aan het besluit van 15 april 2010 liggen aanvragen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ten grondslag om planologische medewerking te verlenen strekkend tot legalisering van bijgebouwen, die in afwijking van de daarvoor verleende bouwvergunning zijn gebouwd en bijgebouwen, die zonder de vereiste bouwvergunning zijn gebouwd op de percelen.
6. De rechtbank is er met het college, [appellant sub 1] en [appellant sub 2] van uitgegaan dat het besluit van 15 april 2010 mede omvat de weigering een projectbesluit te nemen naar aanleiding van de aanvragen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. Tevens is de rechtbank er met hen van uitgegaan dat de besluiten van 15 april 2011 een heroverweging omvatten van de weigering een projectbesluit te nemen en de weigering bouwvergunning te verlenen. Tegen de weigering van de raad om het bestemmingsplan te herzien hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] geen bezwaar gemaakt.
7. De besluiten van 15 april 2011 dienen, voor zover zij een heroverweging betreffen van de weigering een projectbesluit te nemen, krachtens artikel 3.10, eerste lid, van de Wro te worden genomen door de gemeenteraad. De besluiten zijn echter ook in zoverre genomen door het college, terwijl niet is gebleken dat de gemeenteraad de bevoegdheid tot het nemen van een projectbesluit en het besluit op het daartegen gerichte bezwaar aan het college heeft gedelegeerd, of gemandateerd.
De besluiten van 15 april 2011 zijn derhalve, voor zover zij een heroverweging betreffen van de weigering een projectbesluit te nemen, genomen in strijd met artikel 3.10, eerste lid, van de Wro.
8. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding het college op de voet van artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen het gebrek in de besluiten van 15 april 2011 binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. Hiertoe dient het college ervoor zorg te dragen dat de raad van de gemeente Hollands Kroon de besluiten van 15 april 2011, voor zover die een heroverweging zijn van de weigering een projectbesluit te nemen, bekrachtigt. Het college dient vervolgens de besluiten van 15 april 2011 te herstellen, dan wel in de plaats daarvan andere besluiten te nemen.
9. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt het college van burgemeester en wethouders van Hollands Kroon op om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen:
- de besluiten van 15 april 2011, kenmerk EB/lz/BR-2010-001-010012 en kenmerk EB/lz/BR-2010-002-01009 te herstellen op de wijze als bedoeld in rechtsoverweging 8;
- de herstelde, dan wel nieuwe besluiten aan de Afdeling toe te zenden.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2013