ECLI:NL:RVS:2013:CA3626

Raad van State

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201210998/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning en ontheffing voor wijziging binneninrichting op bedrijventerrein in Oudeschild, Texel

In deze zaak heeft de Raad van State op 19 juni 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Texel. Het college had op 19 april 2010 geweigerd om aan [appellant] een ontheffing en bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk veranderen van de binneninrichting van een pand op het bedrijventerrein in Oudeschild. De rechtbank Alkmaar had eerder, op 18 oktober 2012, het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarop [appellant] in hoger beroep ging.

De Raad van State oordeelde dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen ontheffing te verlenen. Het bouwplan was in strijd met het bestemmingsplan "Oudeschild bedrijventerrein", dat de bestemming "Industriële bedrijven, kategorie Bi, klasse a" voorschrijft. [appellant] betoogde dat er geen schaarste aan bedrijventerreinen was en dat het college ten onrechte het belang van behoud van de industriefunctie zwaarder had laten wegen dan zijn belang bij het verkrijgen van de vergunning. De Raad van State oordeelde echter dat het college terecht het belang van het behoud van het bedrijventerrein voor industriële bedrijven vooropstelde.

Daarnaast werd het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel verworpen. De rechtbank had terecht vastgesteld dat er geen strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat de situatie van het naastgelegen pand niet vergelijkbaar was met die van [appellant]. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daarvoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

201210998/1/A1.
Datum uitspraak: 19 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Oudeschild, gemeente Texel,
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 18 oktober 2012 in zaak nr. 10/2791 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Texel.
Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2010 heeft het college geweigerd aan [appellant] ontheffing en bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk veranderen van een binneninrichting op het perceel [locatie 1] te Oudeschild, gemeente Texel, (hierna: het perceel).
Bij besluit van 21 september 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 oktober 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. P.G. Wemmers, advocaat te Alkmaar, en het college, vertegenwoordigd door mr. N.A.M. Priems, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het bouwplan voorziet onder meer in het legaliseren van een bestaande kantoorfunctie ten behoeve van het daar gevestigde gastouderbureau en is in strijd met de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oudeschild bedrijventerrein" geldende bestemming "Industriële bedrijven, kategorie Bi, klasse a". Het college heeft besloten geen ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren ontheffing te verlenen. Hij voert daartoe aan dat het college ten onrechte het belang van behoud van de industriefunctie zwaarder heeft laten wegen dan zijn belang bij het verkrijgen van ontheffing en bouwvergunning. Hij voert daartoe aan dat er in Texel geen schaarste bestaat aan bedrijventerreinen met industriële bedrijvigheid en er leegstand is. Volgens hem toont de omstandigheid dat het college recent bouwvergunning heeft verleend voor een sportschool op een bedrijventerrein aan dat er geen schaarste is.
2.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het belang hecht aan het behoud van het bedrijventerrein ten behoeve van industriële bedrijven en daar geen andere functies, zoals kantoren wil toestaan. Het heeft in dat verband gesteld dat de behoefte aan bedrijventerreinen groter is dan het op grond van de Regionale Visie Bedrijventerreinen, door de raad van de gemeente Texel vastgesteld bij besluit van 29 mei 2007, mag ontwikkelen. Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren voor het bouwplan ontheffing te verlenen. In eventuele leegstand op het bedrijventerrein heeft het college terecht als zijnde conjunctuur gevoelig, geen aanleiding hoeven zien ontheffing te verlenen. Dat het college recent bouwvergunning heeft verleend voor een sportschool, brengt anders dan [appellant] betoogt, evenmin met zich dat het college ontheffing voor het bouwplan had moeten verlenen. De sportschool is gevestigd op een ander bedrijventerrein waarbij het college, gelet op de verouderde situatie daar, een hogere prioriteit stelt aan de verbetering van de ruimtelijke uitstraling dan aan de schaarste aan bedrijventerreinen in de gemeente Texel.
Het betoog faalt.
3. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat er strijd is met het gelijkheidsbeginsel omdat voor het naastgelegen pand, [locatie 2] te Oudeschild, wel een bouwvergunning is verleend voor gelijksoortige activiteiten als die van het gastouderbureau en is volgens hem op hetzelfde bedrijventerrein, op het perceel aan de [locatie 3] te Oudeschild, onlangs een schoonheidssalon geopend.
3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Hierbij wordt wat betreft [locatie 2] in aanmerking genomen dat uit de bouwtekeningen die onderdeel uitmaken van de bouwvergunning, anders dan bij de nu voorliggende aanvraag, niet blijkt dat er een op zichzelf staande kantoorfunctie is vergund in het pand en er geen strijd is met het bestemmingsplan. Ter zitting heeft het college toegelicht dat het, naar aanleiding van het door [appellant] gestelde, een onderzoek heeft ingesteld in hoeverre desondanks zelfstandig kantooractiviteiten in het pand plaatsvinden en zonodig handhavend zal optreden. Ten aanzien van het door [appellant] niet eerder dan ter zitting toegelichte geval aan de [locatie 3] te Oudeschild, heeft het college ter zitting toegezegd dat het een onderzoek zal instellen.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2013
414-776.