ECLI:NL:RVS:2013:CA3619

Raad van State

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201207869/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • T.G. Drupsteen
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen toekenning tegemoetkoming in planschade door college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had op 29 juni 2012 geoordeeld dat het college ten onrechte een eerder besluit had herroepen waarin een tegemoetkoming in planschade van € 20.000,00 aan [wederpartij] was toegekend. Het college had in 2009 deze tegemoetkoming verleend vanwege schade die [wederpartij] zou lijden door de bouw van nieuwe woningen in de nabijheid van haar perceel. Na bezwaar van [belanghebbende] had het college in 2010 het besluit herroepen en de tegemoetkoming afgewezen, wat leidde tot het beroep van [wederpartij] bij de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat het college niet voldoende had onderbouwd dat er geen sprake was van planschade en dat de eerdere toekenning van de tegemoetkoming terecht was. Het college ging in hoger beroep, waarbij het betoogde dat de rechtbank ten onrechte het advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) niet had gevolgd. De StAB had geconcludeerd dat er geen planologisch nadeel was voor [wederpartij].

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 19 juni 2013 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het deskundigenbericht van de StAB niet had gevolgd en dat er geen wezenlijke toename van inkijk in de woning van [wederpartij] was. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [wederpartij] ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenadviezen in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor rechtbanken om deze adviezen zorgvuldig te wegen.

Uitspraak

201207869/1/A2.
Datum uitspraak: 19 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 juni 2012 in zaak nr. 10/3729 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 22 oktober 2009 heeft het college [wederpartij] een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 20.000,00.
Bij besluit van 12 oktober 2010 heeft het college het door [belanghebbende] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en onder herroeping van het besluit van 22 oktober 2009, het verzoek van [wederpartij] om tegemoetkoming in planschade alsnog afgewezen.
Bij uitspraak van 29 juni 2012 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 12 oktober 2010 vernietigd, het besluit van 22 oktober 2009 herroepen, bepaald dat [wederpartij] een tegemoetkoming in de planschade wordt toegekend van € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 24 december 2008 tot aan de dag der uitbetaling en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2013, waar het college, vertegenwoordigd door mr. G.J.J. van Houtert, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij], vertegenwoordigd door drs. J.A.M. [wederpartij], zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. M.E.W.M. Pals-Reiniers, advocaat te Eindhoven, als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
1. Op 1 juli 2008 is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) ingetrokken en is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) in werking getreden.
2. Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, van de Wro kennen burgemeester en wethouders degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
3. [wederpartij] is sinds 1971 eigenares van het perceel aan de [locatie] te Geldrop, waarop in 1975 een vrijstaande woning is gebouwd. Op 23 december 2008 is haar aanvraag om een tegemoetkoming in de schade die zij stelt te hebben geleden ten gevolge van de op 4 oktober 2007 verleende vrijstelling voor de bouw van het zogenoemde bouwplan "De Parel", bestaande uit de realisatie van 99 appartementen en elf stadswoningen met drie bruggen, en de op 10 april 2008 verleende vrijstelling voor de bouw van 25 patiowoningen, bij het college ingekomen. De patiowoningen worden opgericht in het gebied tussen de woning van [wederpartij] en het perceel waar "De Parel" wordt opgericht, ten westen van het perceel van [wederpartij]. Beide besluiten betreffen vrijstellingen in de zin van artikel 19, eerste lid, van de WRO, waarbij vrijstelling is verleend van het bestemmingsplan "Centrum Geldrop", dat op 22 september 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan hebben de gronden waarop de vrijstellingen zien de bestemming "Bedrijfsdoeleinden B".
4. Het college heeft de aanvraag ter advisering voorgelegd aan de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ). In september 2009 heeft de SAOZ advies uitgebracht. Daarin is een planvergelijking gemaakt tussen het regime van het bestemmingsplan "Centrum Geldrop" en de planologische situatie die is ontstaan door de vrijstellingsbesluiten. Volgens het advies hebben de gewijzigde gebruiksmogelijkheden tot een beperkt planologisch nadeel geleid van € 20.000,00. Het college heeft onder verwijzing naar dit advies de aanvraag om planschadevergoeding bij besluit van 22 oktober 2009 toegewezen.
Op advies van de Commissie voor Bezwaarschriften heeft het college Neelis omgevingsrechtjuristen B.V. (hierna: Neelis) verzocht advies uit te brengen over de door [wederpartij] gestelde planschade, omdat, onder meer, de SAOZ niet gemotiveerd is ingegaan op hetgeen in een in 2005 uitgevoerde planschaderisicoanalyse van Gloudemans Taxatie- en adviesbureau staat vermeld. Op basis van het advies van Neelis van 8 september 2010 heeft het college aan het besluit van 12 oktober 2010 ten grondslag gelegd dat [wederpartij] door de wijziging van het planologische regime niet in een nadeliger positie is komen te verkeren.
5. De rechtbank heeft, omdat zij de adviezen van de SAOZ en van Neelis op onderdelen niet met elkaar in overeenstemming achtte, de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (hierna: de StAB) tot deskundige benoemd voor het doen van nader onderzoek. In een verslag van het onderzoek van 6 oktober 2011 heeft de StAB de rechtbank bericht dat geen planologisch nadeel optreedt. De StAB constateert dat onder het nieuwe planregime vanaf de dakopbouwen van de patiowoningen Mezekouw 4 en 6 zijdelings zicht op het perceel van [wederpartij] bestaat. De inkijk vanaf de opbouwen van de patiowoningen Kanteel 3 en 5 ziet slechts op een klein deel van haar tuin, terwijl vanuit de ramen aan de voorzijde van opbouwen van de patiowoningen Kanteel 4 en 6, gelet op de functie van die ruimten, nauwelijks sprake is van inkijk op haar perceel. Gelet op de omstandigheid dat onder het oude planregime zicht op het woonperceel van [wederpartij] vanaf een grotere afstand, maar ook vanaf een hoger niveau vanuit verschillende invalshoeken kon plaatsvinden, concludeert de StAB dat er geen sprake is van een wezenlijke toename van inkijk ten opzichte van de situatie bij een maximale, meest ongunstige invulling van het bestemmingsplan.
6. De rechtbank heeft, anders dan de StAB, overwogen dat wel sprake is van een planologische verslechtering en dit oordeel gebaseerd op een luchtfoto die als bijlage bij het deskundigenbericht van de StAB is gevoegd. De rechtbank leidt uit de luchtfoto af dat vanuit de achterzijde van de opbouwen op de woningen Mezekouw 4 en 6 en Rondeel 5 meer dan zijdelings zicht op het perceel en gedeeltelijk inkijk in de woning van [wederpartij] mogelijk is.
7. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte in afwijking van het advies van de StAB heeft overwogen dat vanuit de woningen Mezekouw 4 en 6 en Rondeel 5 te Geldrop méér dan zijdelingse inkijk in de woning van [wederpartij] mogelijk is, waardoor planschade ter hoogte van € 18.000,00 is ontstaan.
7.1. Op basis van het ter zitting verhandelde en de feitelijke situatie ter plaatse, zoals zichtbaar op verscheidene luchtfoto’s bij het deskundigenbericht van de StAB en als zodanig door partijen toegelicht, bestond er naar het oordeel van de Afdeling voor de rechtbank geen grond om het deskundigenbericht van de StAB niet te volgen. In dat deskundigenbericht is uitvoerig gemotiveerd toegelicht op welke wijze de planvergelijking op het punt van inkijk heeft plaatsgevonden en welke aspecten aan de conclusie dat geen planologisch nadeel optreedt, ten grondslag hebben gelegen. Uit het advies volgt dat zijdelingse inkijk in de tuin en in de woning mogelijk is vanuit de dakopbouwen die zich op een aantal patiowoningen bevinden, maar er wordt ook gemotiveerd uiteengezet dat onder het oude planregime inkijk evenmin was uitgesloten en dat geen sprake is van een wezenlijke toename van inkijk ten opzichte van de situatie bij een maximale, meest ongunstige invulling van het bestemmingsplan. Dit laatste is door de rechtbank ten onrechte niet bij haar oordeel betrokken. Dat in het deskundigenbericht van de StAB bij de planvergelijking zou zijn uitgegaan van een te beperkte uitleg van het begrip zijdelingse inkijk, zoals de rechtbank dat bericht heeft uitgelegd, volgt de Afdeling niet. Daarbij heeft de Afdeling nog in aanmerking genomen dat de StAB, anders dan de rechtbank, de feitelijke situatie ter plaatse heeft bekeken.
Het betoog slaagt. Gelet hierop behoeft het betoog van het college dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderbouwd hoe zij, zelf in de zaak voorziend, de planschade op € 18.000,00 heeft begroot, geen behandeling.
8. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 12 oktober 2010 van het college alsnog ongegrond verklaren.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 juni 2012 in zaak nr. 10/3729;
III. verklaart het door [wederpartij] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. T.G. Drupsteen en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2013
47-756.