201211356/1/R2.
Datum uitspraak: 12 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te 's-Gravenhage,
verzoekster,
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 31 oktober 2012, in zaak nr. 201102174/1/R2.
Bij uitspraak van 31 oktober 2012, in zaak nr. 201102174/1/R2, heeft de Afdeling het beroep van [verzoekster] ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
[verzoekster] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
[verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 mei 2013, waar [verzoekster] is verschenen. Tevens is de raad van de gemeente Vianen, vertegenwoordigd door J. Ariaans, daar gehoord.
1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. In het verzoekschrift heeft [verzoekster] aangevoerd dat zij op 15 februari 2011 een stuk aan de Raad van State heeft verzonden en dat dit stuk niet is betrokken bij de uitspraak van 31 oktober 2012. Voorts wijst [verzoekster] erop dat zij voor aanvang van de mondelinge behandeling van de zaak nr. 201102174/1/R2 een stuk heeft afgegeven bij de balie en dat dit stuk niet tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is geweest, noch bij de Afdeling bekend is. [verzoekster] heeft er voorts op gewezen dat van de zijde van de gemeente Vianen nog stukken zijn ingediend na de mondelinge behandeling op 23 mei 2012 en dat deze stukken, welke in de uitspraak van 31 oktober 2012 zijn betrokken, haar niet bekend zijn en een reden vormen voor herziening van deze uitspraak.
2.1. Wat betreft het door [verzoekster] bedoelde stuk van 15 februari 2011 merkt de Afdeling op dat het indienen van dit stuk een feit is dat bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak bekend was. Gelet op het bepaalde in artikel 8:88, eerste lid, onder b, van de Awb, vormt dit stuk dan ook geen aanleiding voor herziening van de uitspraak.
2.2. De stelling van [verzoekster] dat de door haar op 23 mei 2012, voorafgaande aan de mondelinge behandeling van zaak nr. 201102174/1/R2 overgelegde pleitnota niet tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen en bij de Afdeling niet bekend was, is feitelijk onjuist. Deze pleitnota bevindt zich in het dossier. Bovendien heeft [verzoekster] tijdens de mondelinge behandeling uit deze pleitnota voorgelezen. Deze pleitnota was derhalve bij de Afdeling bekend en is bij de totstandkoming van de uitspraak van 31 oktober 2012 betrokken.
2.3. Wat betreft de aan [verzoekster] onbekende stukken van de raad van de gemeente Vianen, die volgens haar na de mondelinge behandeling van 23 mei 2012 aan de Afdeling zijn verzonden en zouden zijn betrokken bij de totstandkoming van de uitspraak van 31 oktober 2012, overweegt de Afdeling dat dergelijke stukken de Afdeling niet bekend zijn. Bovendien accepteert de Afdeling na het sluiten van het onderzoek ter zitting geen ingekomen stukken meer en zouden eventuele stukken die na de genoemde zitting door de raad met betrekking tot het beroep van [verzoekster] in zaak nr. 201102174/1/R2 zouden zijn toegestuurd, aan de raad zijn geretourneerd, zoals ook reeds is aangegeven in de brief van de Afdeling aan [verzoekster] van 14 december 2012, nummer 201102174/1/R2.
2.4. Voor het overige heeft [verzoekster] in haar verzoek vermeld waarom zij het niet eens is met de uitspraak. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er evenwel niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Anders dan [verzoekster] meent, kan de omstandigheid dat zij zich niet kan verenigen met de wijze waarop de raad heeft gereageerd op de door haar ingediende zienswijze, evenmin leiden tot herziening van de uitspraak.
[verzoekster] draagt verder geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb aan.
3. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en drs. W.J. Deetman en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Westland, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Westland
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2013