ECLI:NL:RVS:2013:CA2097

Raad van State

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201209538/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunning voor antennemast in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 29 augustus 2012 het beroep van de appellante ongegrond verklaarde. De appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Aalten, dat op 19 augustus 2011 aan Vodafone Libertel N.V. ontheffing en een lichte bouwvergunning verleende voor het plaatsen van een antennemast op het perceel Hoek Vragenderweg-Hamelandroute te Aalten. De rechtbank oordeelde dat het college terecht ontheffing had verleend, omdat het bouwplan in strijd was met het geldende bestemmingsplan, maar dat er bijzondere omstandigheden waren die afwijking van het bestemmingsplan rechtvaardigden.

In hoger beroep betoogde de appellante dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er bijzondere omstandigheden waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 5 juni 2013 behandeld. Tijdens de zitting waren de appellante, bijgestaan door haar advocaten, en vertegenwoordigers van het college en Vodafone aanwezig. De Afdeling oordeelde dat het college de aanvraag om de antennemast te plaatsen correct had getoetst aan de hoofdkaders van het gemeentelijk antennebeleid. De Afdeling concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die afwijking van het beleid rechtvaardigden. Het hoger beroep van de appellante werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

De Afdeling benadrukte dat de hoofdkaders van het gemeentelijk antennebeleid duidelijke richtlijnen bieden voor de plaatsing van antennemasten en dat afwijkingen alleen mogelijk zijn indien een provider kan aantonen dat aan deze richtlijnen niet kan worden voldaan. De Afdeling concludeerde dat de appellante niet voldoende had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De beslissing van de Afdeling was dat de aangevallen uitspraak werd bevestigd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201209538/1/A1.
Datum uitspraak: 5 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Aalten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 29 augustus 2012 in zaak nr. 11/1536 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Aalten.
Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2011 heeft het college aan Vodafone Libertel N.V. ontheffing en een lichte bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een antennemast ten behoeve van mobiele telecommunicatie op het perceel Hoek Vragenderweg-Hamelandroute te Aalten (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 29 augustus 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Vodafone een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2013, waar [appellante], bijgestaan door mr. R.T.M. Lagerweij en T. Winkelhorst, en het college, vertegenwoordig door ing. J.H.D. Hulshof en H.G.M. Witjes, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Vodafone, vertegenwoordigd door mr. M.C. Steeman, gehoord.
Overwegingen
1. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Om realisering ervan niettemin mogelijk te kunnen maken heeft het college daarvan ontheffing verleend krachtens artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) in verbinding gelezen met artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder g, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), zoals deze bepalingen luidden ten tijde van belang.
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat er geen bijzondere omstandigheden zijn, die afwijking van plaatsing in het vastgestelde beleid vermelde groenblauweraamwerk rechtvaardigen. Van dergelijke omstandigheden is slechts sprake in die gevallen, waarin evident is dat bij het vaststellen van de beleidsregels niet voorzien had kunnen worden dat dit de uitwerking zou kunnen zijn.
2.1. Bij besluit van 8 juli 2008 heeft de raad hoofdkaders voor het gemeentelijk antennebeleid vastgesteld. Het college heeft ter zitting meegedeeld dat het zich bij toepassing van zijn eigen bevoegdheden conformeert aan dit beleid. De hoofdkaders, voor zover van belang, luiden als volgt:
1. De mogelijkheden van site-sharing moeten zijn uitgeput, of aantoonbaar technisch niet mogelijk zijn, voordat medewerking aan het realiseren van nieuwe antenne-opstelpunten op een nieuwe locatie wordt overwogen;
2. Plaatsing van een nieuw opstelpunt bij voorkeur op gemeentelijke grond en/of gemeentelijke gebouwen;
3. Plaatsing van een nieuw opstelpunt bij voorkeur op bestaande hoge bouwwerken niet zijnde een woning of woongebouw;
4. In woonwijken wordt geen medewerking verleend aan nieuwe antenne-opstelpunten. Van operators wordt verwacht dat zij zoeken naar mogelijkheden voor locaties bij sportcomplexen, op of aan randen van industriegebieden of aansluiten bij aanwezige grote infrastructurele werken zoals de spoorlijn Aalten-Varsseveld, viaducten, benzinestations en de diverse provinciale wegen. De antennemast dient buiten de bebouwde kom op een afstand van maximaal dertig meter van een grote infrastructureel werk te worden geplaatst dan wel indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is, op een afstand van maximaal 30 meter van een bestaand gebouw. Plaatsing van een mast in een open ruimte is niet mogelijk, er moet gezocht worden naar een locatie aan de rand van een open ruimte of in bebost gebied. In het groenblauwe raamwerk worden geen nieuwe masten meer opgericht, slechts in zeer bijzondere situaties kan hiervan gemotiveerd worden afgeweken;
5. Er moet meer aandacht zijn voor gebieden met een slechte mobiele dekking;
8. De gemeente Aalten zal meewerken aan plaatsing van antenne-installaties en masten, wanneer voldaan wordt aan de wet- en regelgeving en aan de vorenstaande 7 punten van de hoofdkaders van deze beleidsnotitie. Afwijken van de hoofdkaders is alleen mogelijk door het college van B&W, als een provider middels een goed gemotiveerde onderbouwing kan aantonen dat hieraan niet kan worden voldaan. In overleg met het college van burgemeester en wethouders zal alsdan een oplossing op maat bewerkstelligd worden.
2.2. Het college heeft de aanvraag om het plaatsen van een antennemast getoetst aan de hoofdkaders van het gemeentelijk antennebeleid. Gelet op de formulering van het hoofdkader onder punt 4 van dit beleid, gelezen in verbinding met het bepaalde onder punt 8, is bij de vaststelling van de beleidsregels specifiek voorzien in de mogelijkheid om af te wijken van het uitgangspunt dat plaatsing van een nieuwe mast in het groenblauwe raamwerk niet is toegestaan, indien daaraan niet kan worden voldaan. Voor de door [appellante] voorgestane uitleg van de in het hoofdkader onder punt 4 vermelde bijzondere omstandigheden bestaat derhalve geen grond. Het eerst ter zitting gestelde, dat KPN wel een alternatieve locatie gebruikt door een UMTS-installatie op een hoogspanningsmast te plaatsen, wat daar ook van zij, doet hier niet aan af, nu dit geen inhoudelijke betwisting van het door Vodafone opgestelde rapport 'Site 6268 onderbouwing' betreft waaruit volgt dat site-sharing binnen het zoekgebied mogelijk is, maar dat de mogelijkheden daartoe zijn uitgeput dan wel technisch onmogelijk zijn.
In hetgeen [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van omstandigheden die afwijking rechtvaardigen.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2013
270-736.