ECLI:NL:RVS:2013:CA2063

Raad van State

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201210335/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • D.A.B. Montagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek niet-agrarisch gebruik perceel te Sint Willebrord

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die op 20 september 2012 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep betreft de afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van Rucphen van een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het niet-agrarisch gebruik van een perceel te Sint Willebrord. Het college had eerder op 5 april 2011 het verzoek afgewezen en op 14 februari 2012 het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard.

Tijdens de zitting op 23 april 2013, waar [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat, werd het standpunt van [appellant] besproken. Hij betoogde dat hij als pachter van een naastgelegen perceel belanghebbende is en dat het gebruik van de loods op het perceel in strijd is met het bestemmingsplan. Hij vreesde conflicten tussen agrariërs en burgers in het buitengebied. De rechtbank had echter overwogen dat [appellant] niet voldoende had aangetoond dat zijn belang rechtstreeks bij het besluit betrokken was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde deze overwegingen en oordeelde dat [appellant] geen concreet en actueel belang had bij zijn verzoek.

De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 5 juni 2013.

Uitspraak

201210335/1/A1.
Datum uitspraak: 5 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Sint Willebrord, gemeente Rucphen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 september 2012 in zaak nr. 12/1081 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rucphen.
Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2011 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het niet-agrarisch gebruik van het perceel aan (lees: naast) de [locatie] te Sint Willebrord (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 14 februari 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 20 september 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door ing. M.L.M. Sijmens en M.R.H. Mulder-Van Broekhoven LLB, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij belanghebbende is bij zijn verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van de loods op het perceel in strijd met het bestemmingsplan. Hij voert daartoe aan dat hij pachter is van het naastgelegen perceel en conflictsituaties verwacht, nu een burger de loods gebruikt en agrariërs en burgers elkaar volgens hem niet goed in het buitengebied verdragen.
1.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:3, derde lid, wordt onder aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
1.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] geen belanghebbende is bij zijn verzoek om handhavend op te treden. [appellant] is in zijn hoedanigheid van pachter van het naastgelegen perceel weliswaar te onderscheiden van anderen, maar [appellant] heeft niet aangegeven wat zijn concreet en actueel belang is bij zijn verzoek noch hoe zijn belang rechtstreeks wordt geraakt. De rechtbank heeft dienaangaande terecht overwogen dat zijn stelling dat het gebruik van het perceel door een burger in het buitengebied leidt tot conflicten, niet een voldoende concreet belang betreft, nu, ongeacht de uitkomst van deze procedure, hiermee eventuele conflicten in de toekomst niet kunnen worden voorkomen. [appellant] heeft voorts desgevraagd ter zitting bij de Afdeling in navolging van die bij de rechtbank herhaald geen hinder van het gebruik van de loods te ondervinden en ook niet in zijn bedrijfsvoering te worden geschaad.
Het betoog faalt.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2013
374-761.