ECLI:NL:RVS:2013:CA2046

Raad van State

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201210225/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 19 oktober 2012. De rechtbank had het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht was tegen het besluit van 26 april 2012 en ongegrond voor zover het gericht was tegen het besluit van 10 mei 2012. Het college van burgemeester en wethouders van Almere had op 9 augustus 2011 ambtshalve in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen dat [appellant] was vertrokken met bestemming 'onbekend'. Vervolgens had het college op 27 januari 2012 een aanvraag van [appellant] om ingeschreven te worden op een briefadres in de gemeente Almere afgewezen. Het bezwaar van [appellant] tegen deze besluiten werd door het college niet-ontvankelijk verklaard of ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 2 mei 2013 werd het hoger beroep behandeld. [appellant] had in zijn hogerberoepschrift de gronden van zijn hoger beroep niet vermeld. Hij was gewezen op dit verzuim en kreeg de gelegenheid om dit te herstellen. Echter, de ingediende stukken bevatten geen concrete gronden zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat [appellant] niet had voldaan aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb.

Daarnaast werd het verzoek van [appellant] om schadevergoeding afgewezen, omdat schadevergoeding volgens artikel 8:73 van de Awb alleen mogelijk is indien het beroep gegrond wordt verklaard. De Afdeling besloot het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 juni 2013.

Uitspraak

201210225/1/A3.
Datum uitspraak: 5 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], zonder bekende woon- of verblijfplaats,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 19 oktober 2012 in zaak nr. 12/857 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Almere.
Procesverloop
Bij besluit van 9 augustus 2011 heeft het college met ingang van die datum ambtshalve in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen dat [appellant] is vertrokken met bestemming ‘onbekend’.
Bij besluit van 27 januari 2012 heeft het college een aanvraag van [appellant] om ingeschreven te worden op een briefadres in de gemeente Almere, afgewezen.
Bij besluit van 26 april 2012 heeft het college het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 9 augustus 2011 niet-ontvankelijk en het door hem gemaakte bezwaar tegen het besluit van 27 januari 2012 ongegrond verklaard.
Bij besluit van 10 mei 2012 heeft het college het besluit van 26 april 2012 ingetrokken en het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 9 augustus 2011 niet-ontvankelijk en het door hem gemaakte bezwaar tegen het besluit van 27 januari 2012 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 oktober 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover dat is gericht tegen het besluit van 26 april 2012 en ongegrond voor zover dat is gericht tegen het besluit van 10 mei 2012. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 mei 2013, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door R. Fox en J. van Dodewaard, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bevat een beroepschrift de gronden van het beroep. Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 kan het beroep ingevolge artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
[appellant] heeft in zijn hogerberoepschrift de gronden van zijn hoger beroep niet vermeld. Bij aangetekende brief van 30 oktober 2012 is [appellant] gewezen op dit verzuim en is hij tot en met 27 november 2012 in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld, er rekening mee moet worden gehouden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
[appellant] heeft binnen de termijn een aantal nadere stukken ingediend. Geen van deze stukken bevat evenwel concrete gronden, zoals bedoeld in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Ter zitting bij de Afdeling heeft [appellant] desgevraagd geen reden gegeven voor het ontbreken daarvan.
2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
3. Het verzoek van [appellant] om veroordeling tot schadevergoeding dient te worden afgewezen, reeds omdat ingevolge artikel 8:73 van de Awb schadevergoeding slechts mogelijk is indien het beroep gegrond wordt verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat.
w.g. Roemers w.g. De Vries
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2013
582-721.