ECLI:NL:RVS:2013:CA2042

Raad van State

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201205918/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • I.S. Vreken-Westra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en toekenning van huisnummers in Leeuwarden

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 31 mei 2012 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant, eigenaar van een appartement in het nieuwbouwcomplex Amicitia, was in beroep gegaan tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden, waarbij op 8 februari 2011 de huisnummers van verschillende adressen in de Nieuweweg en Reigerstraat te Leeuwarden werden ingetrokken en nieuwe huisnummers werden toegekend. De rechtbank oordeelde dat het college in strijd had gehandeld met de hoorplicht, maar dat de appellant niet in zijn belangen was geschaad omdat hij tijdens de bezwaarfase alsnog zijn zienswijze had kunnen geven.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 5 juni 2013 behandeld. De appellant voerde aan dat het college niet bevoegd was om de huisnummers te wijzigen zonder een daartoe strekkend verzoek. De Afdeling oordeelde dat het college wel degelijk bevoegd was om de huisnummers te wijzigen en dat de eerdere afwijzing van een verzoek tot omnummering hieraan niet in de weg stond. De Afdeling bevestigde dat de nieuwe nummertoekenning in overeenstemming was met de feitelijke situatie, ondanks dat het appartementencomplex twee ingangen heeft.

De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 juni 2013.

Uitspraak

201205918/1/A3.
Datum uitspraak: 5 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Leeuwarden,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 31 mei 2012 in zaak nr. 11/2864 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.
Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2011 heeft het college de huisnummers Nieuweweg 1, 1a, 1b, 1c, 1d, 1e, 1e1 en Reigerstraat 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14 en 16 te Leeuwarden, ingetrokken.
Bij besluit van 8 februari 2011 heeft het college de huisnummers Nieuweweg 1, 1a, 1b, 1c, 1d, 1e, 1f, 1g, 1h, 1j, 1k, 1m, 1n, 1p en Reigerstraat 2 te Leeuwarden, toegekend.
Bij besluit van 13 oktober 2011 heeft het college het door [appellant] tegen de besluiten van 8 februari 2011 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 mei 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft op voet van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) als partij aan het geding deelgenomen, een schriftelijke uiteenzetting gegeven over het hoger beroep en een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2013, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door H. Helbig, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. L.C. Geense, advocaat te Zeist, gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Verordening naamgeving Openbare Ruimte en nummering (hierna: de Verordening) kent het college aan elk adresseerbaar object een adres toe, bestaande uit een combinatie van woonplaatsnaam, naam openbare ruimte en nummeraanduiding.
Ingevolge het vierde lid wordt onder toekennen, zoals bedoeld in het eerste lid, tevens begrepen het wijzigen en intrekken van de toekenning.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, moet aan een adresseerbaar object dat een adres heeft gekregen, de nummeraanduiding op een doeltreffende wijze door middel van een nummerdrager zijn aangebracht.
2. [appellant] is eigenaar van een van de appartementen gelegen in het nieuwbouwcomplex Amicitia, waarop de besluiten van 8 februari 2011 betrekking hebben.
3. Voor zover [appellant] betoogt dat de schriftelijke vastlegging van de uitspraak van de rechtbank niet voldoet aan het bepaalde in artikel 8:77, eerste lid, onder d, van de Awb, overweegt de Afdeling dat dit betoog faalt. In de uitnodiging voor de zitting is vermeld dat de zaak ter zitting wordt behandeld door mr. P.G. Wijtsma. Blijkens het proces verbaal van de zitting is de zaak ter zitting behandeld door mr. H.L.A. van Kats, een rechter in opleiding, onder verantwoordelijkheid en in aanwezigheid van mr. Wijtsma. De uitspraak is door laatstgenoemde ondertekend. Hiermee voldoet de uitspraak van de rechtbank aan het bepaalde in artikel 8:77, eerste lid, onder d, van de Awb.
De door [appellant] in de aangevallen uitspraak geconstateerde feitelijke onjuistheid, dient naar het oordeel van de Afdeling te worden gekwalificeerd als een kennelijke verschrijving, die niet afdoet aan de inhoudelijke overwegingen van de rechtbank.
Het betoog van [appellant] dat de rechtbank Makelaardij Hoekstra ten onrechte als belanghebbende in de procedure heeft aangemerkt, leidt evenmin tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, nu de rechtbank in haar uitspraak heeft erkend dat zij dit ten onrechte heeft gedaan.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de geldende bestuursrechtelijke regels en procedures niet in acht heeft genomen. Hij voert aan dat het college niet heeft voldaan aan de hoorplicht, bedoeld in artikel 4:8, eerste lid, van de Awb. Verder wijst hij erop dat het college eerder een verzoek van [belanghebbende] tot omnummering heeft afgewezen. Nu dit besluit formele rechtskracht heeft en aan de besluiten van 8 februari 2011 geen daartoe strekkend verzoek ten grondslag ligt, was het college niet bevoegd om thans alsnog zonder een deugdelijke motivering tot omnummering te besluiten, aldus [appellant].
4.1. De rechtbank heeft overwogen dat het college in strijd met artikel 4:8, eerste lid, van de Awb heeft gehandeld door [appellant] niet in de gelegenheid te stellen een zienswijze naar voren te brengen alvorens bij besluiten van 8 februari 2011 tot omnummering van de toegekende huisnummers te komen. De rechtbank heeft hierin evenwel geen grond tot vernietiging van de bestreden besluiten gezien, nu [appellant] tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase alsnog in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en hij derhalve niet in zijn belangen is geschaad. In hoger beroep zijn door [appellant] geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan dit oordeel van de rechtbank zou moeten worden afgewezen.
De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat uit artikel 3, eerste en vierde lid, van de Verordening volgt dat het college bevoegd is om aan elk adresseerbaar object een adres toe te kennen alsmede om een toekenning te wijzigen of in te trekken. Dat het college een eerder verzoek tot omnummering heeft afgewezen, stond niet in de weg aan de bevoegdheid van het college om bij besluiten van 8 februari 2011 alsnog de toegekende huisnummers in te trekken en andere huisnummers toe te kennen. Dat aan die besluiten geen verzoek ten grondslag ligt, betekent evenmin dat het college geen gebruik kon maken van de hem toekomende bevoegdheid, nu in de verordening het voorliggen van een aanvraag niet als voorwaarde is gesteld aan uitoefening van voormelde bevoegdheden van het college. Voorts heeft het college in het besluit op bezwaar afdoende gemotiveerd op basis van welke feitelijke ontwikkelingen van na het eerdere afwijzende besluit, het thans alsnog tot omnummering heeft besloten.
Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de nieuwe nummertoekenning in strijd is met de feitelijke situatie, nu het appartementencomplex zowel aan de Nieuweweg als aan de Reigerstraat een zelfstandige ingang heeft. De oude nummering was hiermee wel in overeenstemming, aldus [appellant].
5.1. Hoewel het appartementencomplex twee ingangen heeft, is niet in geschil dat de postbussen voor alle appartementen aan de Nieuweweg zijn gesitueerd en dat daar ook de hoofdingang van het complex is gelegen. Anders dan [appellant] betoogt, strookt de nieuwe nummertoekenning in zoverre met de feitelijke situatie.
6. Voor zover [appellant] betoogt dat de rechtbank niet of onvoldoende de belangen heeft laten meewegen van direct belanghebbenden, zoals de eigenaar en bewoners van de objecten en de Vereniging van Eigenaren Amicitia, wordt overwogen dat dit betoog reeds faalt, nu [appellant] het niet nader heeft geconcretiseerd. Daarbij zij opgemerkt dat alleen [appellant] beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 13 oktober 2011.
7. Hetgeen [appellant] in hoger beroep overigens heeft aangevoerd is louter een niet nader gemotiveerde herhaling van hetgeen hij reeds in beroep bij de rechtbank naar voren heeft gebracht. De rechtbank is daar gemotiveerd op ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom het oordeel van de rechtbank onjuist moet worden geacht. Het aangevoerde faalt derhalve.
8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2013
434-782.