ECLI:NL:RVS:2013:CA2012

Raad van State

Datum uitspraak
31 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201304631/1/V4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • P.A.M.J. Graat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en niet-ontvankelijkheid hoger beroep

In deze zaak heeft de Raad van State op 31 mei 2013 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 18 april 2013 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, die op 3 mei 2013 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, maar dit bleek niet tijdig te zijn ingediend. De termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 13 mei 2013, terwijl het hogerberoepschrift pas op 22 mei 2013 bij de Raad van State werd ontvangen. De vreemdeling stelde dat hij het hogerberoepschrift op 6 mei 2013 had verzonden, maar dit was naar een verkeerd faxnummer gestuurd. De Raad van State oordeelde dat de vreemdeling in verzuim was, omdat hij het hogerberoepschrift niet naar het juiste nummer had verzonden. Hierdoor was het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De Raad van State besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201304631/1/V4.
Datum uitspraak: 31 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 3 mei 2013 in zaak nrs. 13/10610 en 13/10606 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 18 april 2013 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 3 mei 2013 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij faxbericht hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, vangt de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift aan met ingang van de dag na die, waarop de aangevallen uitspraak op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover thans van belang, bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift één week.
2. De aangevallen uitspraak is verzonden op 3 mei 2013, zodat de termijn voor het instellen van hoger beroep op 13 mei 2013 is geëindigd. Het hogerberoepschrift is op 22 mei 2013 bij faxbericht verzonden en bij de Raad van State ingekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift derhalve niet tijdig ingediend.
De vreemdeling heeft in een faxbericht van 24 mei 2013 aan de Afdeling, onder verwijzing naar een communicatiejournaal van 6 mei 2013, gesteld dat hij het hogerberoepschrift op die datum per fax heeft ingediend.
Uit dat journaal blijkt dat het hogerberoepschrift op 6 mei 2013 naar faxnummer 070-356 13 80 is verzonden. Dat nummer is niet het voor het indienen van hogerberoepschriften bestemde faxnummer 070-365 13 80 van de Raad van State.
De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift dan ook naar het verkeerde faxnummer verzonden, hetgeen binnen zijn risicosfeer ligt. Derhalve is geen sprake van een feit of omstandigheid in verband waarmee redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de vreemdeling in verzuim is geweest.
3. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Graat
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2013
307-791.