ECLI:NL:RVS:2013:CA1297
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- J.E. Engelhart
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, die op 28 februari 2012 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond verklaarde. De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel had op 31 januari 2012 besloten om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen en een inreisverbod uit te vaardigen. De vreemdeling heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 23 mei 2013 geoordeeld dat de rechtsvraag over de motivering van de duur van het inreisverbod van twee jaar, zoals opgeworpen in de tweede grief, eerder is beantwoord in uitspraken van 15 juni 2012. De Raad concludeert dat deze grief slaagt, maar dat de overige argumenten van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak kunnen leiden. De Raad oordeelt dat de aangevoerde punten geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden.
Het hoger beroep is kennelijk gegrond, en de Raad vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter voor zover deze het beroep tegen het inreisverbod ongegrond verklaarde. De Raad verklaart het beroep van de vreemdeling tegen het inreisverbod alsnog gegrond en vernietigt het besluit van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel in zoverre. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.416,00 worden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.