ECLI:NL:RVS:2013:CA1296
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- J.E. Engelhart
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, die op 17 februari 2012 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond verklaarde. De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel had op 26 januari 2012 besloten om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen en een inreisverbod uit te vaardigen. De vreemdeling heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld, waarbij hij de motivering van de duur van het inreisverbod aanvoert als een van de grieven.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag over de motivering van de duur van het inreisverbod behandeld en vastgesteld dat de grief in zoverre slaagt. De overige argumenten van de vreemdeling, die betrekking hebben op de Vreemdelingenwet 2000, zijn niet voldoende om tot vernietiging van de uitspraak van de voorzieningenrechter te leiden. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep kennelijk gegrond is, en vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter voor zover deze het beroep tegen het inreisverbod ongegrond verklaarde.
De Raad van State heeft vervolgens het beroep van de vreemdeling tegen het inreisverbod alsnog gegrond verklaard en het besluit van de minister vernietigd, omdat dit in strijd was met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep, tot een bedrag van € 1.416,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 mei 2013.