ECLI:NL:RVS:2013:CA1290

Raad van State

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201203985/1/V4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • J.W. Prins
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de minister voor Immigratie en Asiel. De vreemdeling had op 22 februari 2012 een aanvraag ingediend, die door de minister werd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle. Op 20 maart 2012 verklaarde de voorzieningenrechter het beroep ongegrond. De vreemdeling ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

In het hoger beroep heeft de vreemdeling verwezen naar stukken die dateren van vóór de aangevallen uitspraak, maar deze werden niet in de beoordeling betrokken. De vreemdeling kon geen in rechte te honoreren verklaring geven waarom deze stukken niet eerder waren overgelegd. De Raad van State oordeelde dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende waren om de eerdere uitspraak te vernietigen. De aangevoerde punten voldeden niet aan de criteria van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000, en er waren geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.

Uiteindelijk oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was en bevestigde de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 mei 2013, en de beslissing werd vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201203985/1/V4.
Datum uitspraak: 22 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 20 maart 2012 in zaak nrs. 12/6309 en 12/6308 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister voor Immigratie en Asiel (lees: de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel; hierna: de minister).
Procesverloop
Bij besluit van 22 februari 2012 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 20 maart 2012 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De minister (thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie) heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De stukken waarnaar de vreemdeling in het hogerberoepschrift heeft verwezen, worden niet bij de beoordeling van het hoger beroep betrokken. Deze stukken dateren van vóór de aangevallen uitspraak en de vreemdeling heeft geen in rechte te honoreren verklaring gegeven waarom zij deze redelijkerwijs niet reeds in beroep heeft kunnen overleggen.
2. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
3. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Prins
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2013
363-633.