ECLI:NL:RVS:2013:CA1282

Raad van State

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201302835/1/R1 en 201302835/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • S. Zwemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kernen 2010, 1e herziening en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Raad van State op 22 mei 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en het beroep tegen het bestemmingsplan "Kernen 2010, 1e herziening". Het bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul op 17 december 2012, voorziet in de bestemming "Agrarisch met waarden - landschappelijke en natuurlijke waarden" voor een perceel kadastraal bekend als BER01, sectie D, nummer 780, te Berg en Terblijt. De appellant, wonend in Berg en Terblijt, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij zich niet kan verenigen met de aan het plandeel toegekende bestemming. Hij stelt dat de ontsluiting van zijn aangrenzende percelen, met nummers 778 en 779, wordt belemmerd door een houten hekwerk en dat een bestemming "Verkeer" noodzakelijk is voor deze ontsluiting.

De raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul heeft in een verweerschrift aangegeven dat de feitelijke situatie ter plaatse met de huidige bestemming wordt weergegeven en dat toestemming van de eigenaren van het perceel nodig is voor de ontsluiting van de percelen van de appellant. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 23 april 2013 de zaak ter zitting behandeld, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J. Schepers, en een belanghebbende werd bijgestaan door mr. F.K.H. Oostveen.

De voorzitter heeft overwogen dat er geen beletsel is om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. De voorzitter concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard en het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201302835/1/R1 en 201302835/2/R1.
Datum uitspraak: 22 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg aan de Geul,
en
de raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Kernen 2010, 1e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
[appellant] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 april 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J. Schepers, advocaat te Maastricht, is verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door mr. F.K.H. Oostveen, als partij gehoord.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Het plan voorziet, voor zover van belang, voor een gedeelte van het perceel kadastraal bekend BER01, sectie D, nummer 780, te Berg en Terblijt (hierna: het plandeel), in de bestemming "Agrarisch met waarden - landschappelijke en natuurlijke waarden".
3. [appellant] kan zich met de aan het plandeel toegekende bestemming niet verenigen. De ontsluiting via het plandeel van zijn aangrenzende percelen met nummers 778 en 779 wordt belemmerd door onder meer een houten hekwerk. Een bestemming "Verkeer" ter plaatse van het plandeel is voor die ontsluiting noodzakelijk, aldus [appellant].
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat met de aan het plandeel toegekende bestemming de feitelijke situatie ter plaatse wordt weergegeven. Het gaat om agrarisch gebied in de vorm van een weiland waarop paarden worden gehouden, en een landweggetje. Voor de door [appellant] nagestreefde ontsluiting van de naastgelegen percelen is toestemming nodig van de eigenaren van het perceel waartoe het plandeel behoort, ongeacht de uitkomst van dit geschil, aldus de raad.
3.2. De voorzitter overweegt dat gelet op artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder d, van de planregels behorende bij het bestemmingsplan "Kernen 2010", welke bepaling ingevolge de planregels bij het onderhavige plan van toepassing blijft, het plandeel mede is bestemd voor verkeersdoeleinden. Het planologisch regime ter plaatse van het plandeel staat aldus niet in de weg aan de ontsluiting van voormelde aangrenzende percelen van [appellant]. Om gebruik te mogen maken van de in het plandeel begrepen gronden ter ontsluiting van de percelen van [appellant] is toestemming benodigd van de eigenaren van die gronden. De vraag of [appellant] via het plandeel toegang moet krijgen tot zijn percelen is van privaatrechtelijke aard en kan daarom in deze procedure niet aan de orde komen. Gelet op het feitelijke gebruik valt niet in te zien dat het standpunt van de raad om ter plaatse van het plandeel geen bestemming "Verkeer" op te nemen onredelijk is.
4. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2013
91.