ECLI:NL:RVS:2013:CA0657

Raad van State

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201208541/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • A.B.M. Hent
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag en rekenhuur bij onvrije etage

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem. De rechtbank had geoordeeld dat de huurprijs voor de woning van de wederpartij, die ook een extra kamer huurt, bepalend is voor de hoogte van de rekenhuur voor de huurtoeslag. De Belastingdienst/Toeslagen had in een eerder besluit de huurtoeslag voor het jaar 2010 vastgesteld op € 2.247,00 en € 201,00 aan teveel betaalde voorschotten teruggevorderd. De wederpartij had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Belastingdienst verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank vernietigde dit besluit en oordeelde dat de extra kamer als onderdeel van de gehuurde woning moet worden beschouwd, wat de Belastingdienst betwistte.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 maart 2013 behandeld. De Belastingdienst/Toeslagen voerde aan dat de afzonderlijke huurovereenkomsten voor de woning en de kamer niet in aanmerking genomen mochten worden bij de berekening van de rekenhuur. De rechtbank had echter geoordeeld dat de kamer deel uitmaakt van de woning, en dat de huurprijs voor beide samen bepalend is voor de rekenhuur. De Raad van State bevestigde het oordeel van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de kamer als onvrije etage moet worden aangemerkt, en dat de huurprijs voor de woning en de kamer samen bepalend is voor de hoogte van de rekenhuur.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens werd de Belastingdienst/Toeslagen veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de wederpartij, die op € 944,00 werd vastgesteld, en werd een griffierecht van € 466,00 opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 mei 2013.

Uitspraak

201208541/1/A2.
Datum uitspraak: 22 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 juli 2012 in zaak nr. 12/1333 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Nijmegen,
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 2 september 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag voor [wederpartij] voor het jaar 2010 vastgesteld op € 2.247,00 en € 201,00 aan teveel betaalde voorschotten van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 15 februari 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en bepaald dat het besluit zal worden herzien.
Bij uitspraak van 19 juli 2012 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 februari 2012 vernietigd en de Belastingdienst/Toeslagen opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2013, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, werkzaam bij de Belastingdienst/Toeslagen, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. A.T.P Nefkens, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1 van de Wet op de huurtoeslag (hierna: de Wht) wordt in deze wet en de bepalingen die daarop berusten verstaan onder:
[…];
c. huurder: een persoon die zijn hoofdverblijf heeft in:
1º een door hem gehuurde woning, daaronder begrepen een woonwagen, tenzij de overeenkomst van huur en verhuur een gebruik van de woning betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is;
[…];
d. huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning;
[…];
h. rekenhuur: de rekenhuur bedoeld in artikel 5;
[…];
j. woning: een gebouwde onroerende zaak voor zover deze als zelfstandige woonruimte, onvrije etage dan wel andere onzelfstandige woonruimte is verhuurd, alsmede de onroerende aanhorigheden;
[…].
Ingevolge artikel 5, eerste lid, wordt in deze wet en de bepalingen die daarop berusten verstaan onder rekenhuur: de huurprijs die de huurder per maand is verschuldigd, of, als dat lager is dan de huurprijs, een bedrag dat gelijk is aan de maximale huurprijsgrens, bedoeld in de krachtens de artikelen 10, eerste lid, en 12, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte daarover gestelde regels, vermeerderd met:
a. een bedrag voor door de huurder verschuldigde servicekosten, en
b. in geval van huur van een woonwagen het bedrag dat verschuldigd is voor de huur van de standplaats.
2. [wederpartij] huurt de woning op het adres [locatie] te Nijmegen. Deze woning maakt deel uit van een complex van 53 appartementen die door woningbouwvereniging Talis in het kader van het project "Centraal Wonen Opaalstraat" worden verhuurd. In dit project hebben de huurders van de woningen de mogelijkheid bij afzonderlijke huurovereenkomst extra kamers te huren die zich eveneens in het complex bevinden. [wederpartij] heeft tot 23 juli 2010 de kamer gehuurd die door de woningbouwvereniging wordt aangeduid als 190 KAM-B en huurt sindsdien de kamer met aanduiding 190 KAM-N.
3. Bij de toekenning aan [wederpartij] van voorschotten huurtoeslag voor het jaar 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een rekenhuur gehanteerd die is gebaseerd op de servicekosten, de huurprijs voor de woning en de huurprijs voor de afzonderlijke kamer.
Aan het besluit op bezwaar van 15 februari 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat in de rekenhuur ten onrechte rekening is gehouden met de huurprijs voor de afzonderlijke kamer, omdat de hoogte van de rekenhuur uitsluitend moet worden bepaald aan de hand van de kale huur voor de woning en de servicekosten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de afzonderlijke kamer aangemerkt moet worden als behorend tot de door [wederpartij] gehuurde woning.
4. De Belastingdienst/Toeslagen betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot dat oordeel is gekomen, nu voor de kamer en de woning afzonderlijke huurovereenkomsten zijn gesloten.
4.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder j, van de Wht wordt de onvrije etage als woning aangemerkt. Voor de uitleg van het begrip onvrije etage kan aansluiting worden gezocht bij de definitie van het begrip onvrije woning. Onder onvrije woning wordt, zo blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 7:234 van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II 1997/98, 26 089, nr. 3, p. 38-39), verstaan: "de woning waarbij de bewoner voor wezenlijke voorzieningen niet afhankelijk is van gemeenschappelijke voorzieningen en waarbij de vertrekken afsluitbaar zijn en bereikbaar zijn via een gemeenschappelijke verkeersruimte waarover anderen niet krachtens zakelijk en persoonlijk recht bij uitsluiting zeggenschap hebben."
Niet in geschil is dat de in het complex gelegen kamers die door Talis afzonderlijk worden verhuurd geen zelfstandige woonruimten zijn, zij uitsluitend kunnen worden verhuurd aan de huurders van een van in het complex gelegen woning en beëindiging van de huurovereenkomst voor de woning tevens de beëindiging van de huurovereenkomst voor de afzonderlijke kamer met zich brengt. De door [wederpartij] gehuurde extra kamer is afsluitbaar, te bereiken via een gemeenschappelijke hal en het gebruik ervan komt exclusief aan haar toe. Verder is zij niet afhankelijk van gemeenschappelijke voorzieningen in het complex.
Gelet op het vorenstaande, is de door [wederpartij] gehuurde woning tezamen met de door haar gehuurde kamer aan te merken als een onvrije etage. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat de kamer deel uitmaakt van de woning, zodat de huurprijs die voor de woning en de kamer tezamen wordt betaald, bepalend is voor de hoogte van de rekenhuur. Dat voor de woning en de kamer afzonderlijke huurovereenkomsten zijn gesloten, is, gelet op de definitie van onvrije etage, niet van belang.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Belastingdienst/Toeslagen dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. bepaalt dat van de Belastingdienst/Toeslagen een griffierecht van € 466,00 (zegge: vierhonderdzesenzestig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2013
47-686.