ECLI:NL:RVS:2013:CA0610

Raad van State

Datum uitspraak
17 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201302853/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • A.L. van Driel Kluit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Kern Baexem

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 mei 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een beroepsprocedure tegen het bestemmingsplan "Kern Baexem". De raad van de gemeente Leudal had op 5 februari 2013 dit bestemmingsplan vastgesteld, waartegen [verzoeker] beroep had ingesteld. [verzoeker], die een autobedrijf exploiteert, verzocht de voorzitter om schorsing van bepaalde bepalingen in de planregels die zijn uitstalling van auto’s voor de voorgevelrooilijn verbieden. Hij stelde dat hij over een verworven recht beschikt omdat hij al lange tijd auto’s op die locatie uitstalt.

De voorzitter heeft het verzoek op 7 mei 2013 ter zitting behandeld, waarbij [verzoeker] aanwezig was. In zijn overwegingen concludeerde de voorzitter dat het verbod in de planregels niet gold onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied Heythuysen 1999". Hierdoor kon [verzoeker] zijn uitstalling van auto’s voortzetten op basis van het overgangsrecht. De voorzitter oordeelde echter dat er geen spoedeisend belang was voor schorsing van de planregels, omdat het gebruik van de gronden in strijd was met het voorheen geldende plan en [verzoeker] dus niet over een verworven recht beschikte.

De voorzitter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de opmerking dat in de bodemprocedure verder onderzocht moet worden of de uitstalling van auto’s op de desbetreffende gronden legaal is begonnen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 mei 2013.

Uitspraak

201302853/2/R1.
Datum uitspraak: 17 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Baexem, gemeente Leudal,
en
de raad van de gemeente Leudal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 februari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Baexem" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad en [verzoeker] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 mei 2013, waar [verzoeker] is verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] verzoekt om schorsing van artikel 5, lid 5.5, onder 5.5.1 en f, van de planregels. In die bepaling zijn de opslag en de uitstalling ten behoeve van de verkoop van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn verboden. Volgens [verzoeker], die een autobedrijf exploiteert, stalt hij reeds sinds lange tijd auto’s uit voor de voorgevelrooilijn en beschikt hij derhalve over een verworven recht. Voorts verzoekt [verzoeker] om het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Agrarisch" voor een gedeelte van zijn gronden. [verzoeker] voert aan dat hij reeds sinds lange tijd auto’s uitstalt op de desbetreffende gronden en daardoor beschikt hij volgens hem ook daar over een verworven recht.
2.1. Wat betreft het verzoek van [verzoeker] om schorsing van artikel 5, lid 5.5, onder 5.5.1 en f, van de planregels overweegt de voorzitter dat het daarin opgenomen verbod niet gold onder het voorheen geldende plan "Buitengebied Heythuysen 1999". De uitstalling door [verzoeker] van auto’s voor de voorgevelrooilijn kan derhalve worden voortgezet op grond van het overgangsrecht in artikel 32 van de planregels. Gelet hierop bestaat geen zodanig spoedeisend belang dat een schorsing van artikel 5, lid 5.5, onder 5.5.1 en f, van de planregels rechtvaardigt.
Wat betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch" voor een gedeelte van de gronden van [verzoeker] wordt overwogen dat niet in geschil is dat aan de desbetreffende gronden onder het voorheen geldende plan ook de bestemming "Agrarisch" was toegekend. Indien de uitstalling van auto’s op de desbetreffende gronden ten tijde van het voorheen geldende plan een aanvang genomen heeft, beschikt [verzoeker] niet over een verworven recht, omdat dit gebruik in strijd was met het voorheen geldende plan. Een voorlopige voorziening die met zich brengt dat het plan gebruik dat in strijd met het voorheen geldende plan een aanvang heeft genomen alsnog mogelijk maakt acht de voorzitter in dit geval te verstrekkend. Indien de uitstalling van auto’s op de desbetreffende gronden voor de inwerkingtreding van het voorheen geldende plan een aanvang heeft genomen en toentertijd was toegestaan, kan dit gebruik worden voortgezet op grond van het overgangsrecht en is er in zoverre geen spoedeisend belang. In de bodemprocedure zal nader dienen te worden onderzocht in hoeverre de uitstalling van auto’s op de desbetreffende gronden legaal een aanvang heeft genomen.
2.2. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Van Driel Kluit
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2013
533-703.