ECLI:NL:RVS:2013:CA0607

Raad van State

Datum uitspraak
15 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201210272/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.B.M. Hent
  • P.A. de Vink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing aanvraag onder vertrekmoratorium

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag om onder de werking van het vertrekmoratorium te worden gebracht. De minister voor Immigratie en Asiel heeft op 11 april 2011 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. Dit vertrekmoratorium was ingesteld bij een eerder besluit van 21 maart 2011. De vreemdeling heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de minister heeft dit bezwaar ongegrond verklaard op 21 februari 2012. De vreemdeling heeft vervolgens beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 4 oktober 2012 het beroep ongegrond heeft verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening heeft afgewezen.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft in zijn overwegingen aangegeven dat op 1 januari 2013 de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking is getreden, maar dat het recht zoals dat gold vóór deze inwerkingtreding van toepassing blijft op dit geding. De Raad heeft ook vastgesteld dat ingevolge artikel 47, tweede lid, van de Wet op de Raad van State, geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter in dit soort zaken. Dit betekent dat de afdeling kennelijk onbevoegd is om kennis te nemen van het hoger beroep.

Daarnaast heeft de Raad van State opgemerkt dat het vertrekmoratorium op 28 september 2011 is ingetrokken, waardoor de vreemdeling niet meer onder de werking van het vertrekmoratorium kan worden gebracht. Dit leidt tot de conclusie dat de vreemdeling met het hoger beroep zijn doel niet kan bereiken, en dat hij dus geen belang heeft bij de beoordeling ervan. Het hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard. De Raad van State heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201210272/1/V1.
Datum uitspraak: 15 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Middelburg, van 4 oktober 2012 in zaken nrs. 12/6193 en 12/6196 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie; hierna: de staatssecretaris).
Procesverloop
Bij besluit van 11 april 2011 heeft de minister voor Immigratie en Asiel een aanvraag van de vreemdeling om hem onder de werking van het vertrekmoratorium, ingesteld bij besluit van die minister van 21 maart 2011 (nr. 5688465/11; Stcrt. 2011, 6063; hierna: het vertrekmoratorium) te brengen, afgewezen.
Bij besluit van 21 februari 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 4 oktober 2012 heeft de voorzieningenrechter het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en zijn verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet op dit geding van toepassing blijft.
2. Ingevolge artikel 47, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wet op de Raad van State kan tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter, als bedoeld in artikel 8:84, tweede lid, van de Awb, geen hoger beroep worden ingesteld. Voor zover het hoger beroep zich richt tegen de afwijzing door de voorzieningenrechter van het verzoek van de vreemdeling om een voorlopige voorziening te treffen, is de afdeling kennelijk onbevoegd daarvan kennis te nemen.
3. Bij besluit van 28 september 2011 (nr. 5708913/11; Stcrt. 2011, 17993), heeft de minister voor Immigratie en Asiel het vertrekmoratorium met ingang van 7 oktober 2011 ingetrokken. Dit brengt met zich dat de vreemdeling niet meer onder de werking van het vertrekmoratorium kan worden gebracht, zodat gegrondverklaring van het hoger beroep en beroep, dat tot gevolg zou hebben dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het door de vreemdeling gemaakte bezwaar moet nemen, niet kan leiden tot gegrondbevinding van het gemaakte bezwaar en inwilliging van de aanvraag. De vreemdeling kan met het hoger beroep zijn doel niet bereiken en heeft dus geen belang bij de beoordeling ervan. Voorts kan - anders dan de vreemdeling betoogt - de vreemdeling met het hoger beroep niet bereiken dat hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt verleend, reeds omdat deze procedure niet gaat over de verlening van zodanige vergunning.
4. Het hoger beroep, voor zover tegen de ongegrondverklaring door de voorzieningenrechter van het door de vreemdeling ingestelde beroep gericht, is kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter in zaak nr. 12/6196 kennis te nemen;
II. verklaart het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter in zaak nr. 12/6193 niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van staat.
w.g. Hent w.g. De Vink
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2013
382-716.