ECLI:NL:RVS:2013:CA0600

Raad van State

Datum uitspraak
15 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201302717/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • Z. Huszar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'Ruimte voor de Rivier - Fabrieksweg ong. Elst (Ut.)'

Op 15 mei 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van het bestemmingsplan 'Ruimte voor de Rivier - Fabrieksweg ong. Elst (Ut.)'. Dit bestemmingsplan werd op 29 januari 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Rhenen. Verzoeker, wonend te Elst, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 7 mei 2013 ter zitting behandeld, waar de raad vertegenwoordigd was door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag.

Verzoeker betoogde dat de door hem aangelegde damwand, vlonder en botenhelling aan de oever van de Neder-Rijn hun functie zullen verliezen door de demping van een gedeelte van de rivier. Hij stelde dat de damwand ter bescherming van zijn woning was aangelegd en dat hij zijn ontsluiting op de rivier via een nabijgelegen loswal zal verliezen. Daarnaast voerde hij aan dat het plan een wandelpad mogelijk maakt dat zijn woongenot en de aanwezige flora en fauna zal verstoren.

De raad heeft in het vastgestelde plan geen vlonder en botenhelling mogelijk gemaakt, omdat verzoeker niet instemde met openbaar toegankelijke voorzieningen. De voorzitter oordeelde dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vlonder en botenhelling niet op te nemen, gezien het belang van openbaar toegankelijke natuur. Ook werd overwogen dat het plan niet de ontsluiting via de loswal aantast en dat het wandelpad niet tot een ernstige verstoring van het woongenot zal leiden. De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en wees het verzoek af.

Uitspraak

201302717/2/R6.
Datum uitspraak: 15 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Elst, gemeente Rhenen,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Rhenen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Ruimte voor de Rivier - Fabrieksweg ong. Elst (Ut.)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 mei 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, en [partij] is verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] betoogt dat ten onrechte de door hem aangelegde damwand, vlonder en botenhelling aan de oever van de Neder-Rijn hun functie zullen verliezen als gevolg van de voorziene demping van een gedeelte van de rivier ten zuiden van zijn woning en elders niet meer mogelijk worden gemaakt. Volgens [verzoeker] is de damwand aangelegd mede ter bescherming van zijn woning. Voorts voert [verzoeker] aan dat hij als gevolg van het plan ten onrechte zijn ontsluiting op de rivier via een nabijgelegen loswal zal verliezen. Verder maakt het plan volgens hem ten onrechte een wandelpad mogelijk ten zuiden van zijn woning. Volgens [verzoeker] zal dit wandelpad tot een verstoring van zijn woongenot en de aanwezige flora en fauna leiden.
2.1. In het ontwerpplan was voorzien in de verplaatsing van de vlonder en botenhelling naar de rand van de nieuwe oever om tegemoet te komen aan de belangen van [verzoeker]. De raad heeft evenwel besloten in het vastgestelde plan geen vlonder en botenhelling mogelijk te maken, omdat [verzoeker] er niet mee instemde dat deze openbaar toegankelijk zouden zijn. Volgens de raad is het de bedoeling dat de gronden in het plangebied als openbaar toegankelijke natuur worden heringericht. Voorts zal de damwand niet meer nodig zijn als gevolg van het plan, aldus de raad. Verder ziet het plan volgens de raad niet op de loswal en de toegangsweg daarheen. Tot slot stelt de raad zich op het standpunt dat het voorziene wandelpad niet tot een ernstige aantasting van het woongenot en de aanwezige flora en fauna zal leiden.
2.2. Gelet op de omstandigheid dat [verzoeker] er niet mee instemde dat de vlonder en de botenhelling na een verplaatsing openbaar toegankelijk zouden zijn, is de voorzitter op voorhand van oordeel dat de raad in redelijkheid heeft kunnen weigeren om deze in het plan mogelijk te maken. De raad heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het belang om openbaar toegankelijke natuur te realiseren dan aan het belang van [verzoeker] dat een vlonder en botenhelling alleen door hemzelf kunnen worden gebruikt. Voorts bestaat op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de damwand niet meer nodig zal zijn, nu het gedeelte van de rivier ten zuiden van de woning van [verzoeker] zal worden gedempt.
Wat betreft de ontsluiting op de rivier via de loswal wordt overwogen dat het plan niet met zich brengt dat deze ontsluiting zal verdwijnen, anders dan [verzoeker] aanvoert, nu het plan niet ziet op de loswal en de toegangsweg daarheen.
Wat betreft het voorziene wandelpad is de voorzitter op voorhand van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit niet zal leiden tot een ernstige verstoring van het woongenot van [verzoeker]. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het voorziene wandelpad volgens de maatregelenkaart die als bijlage bij de regels is gevoegd ongeveer 2,5 m lager komt te liggen dan de woning van [verzoeker] en op een afstand van ongeveer 25 m daarvan zal worden gerealiseerd. Verder bestaat op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van het voorziene wandelpad voor de aanwezige flora en fauna. In het rapport "PlanMER Obstakelverwijdering Elst" van 24 april 2012 van Boskalis wordt geconcludeerd dat de aanleg van wandel- of fietspaden in het gebied leidt tot enige verstoring van potentieel leefgebied voor de vogelsoorten ijsvogel, kwartelkoning en porseleinhoen, maar dat voor deze soorten voldoende potentieel leefgebied overblijft zodat deze vogelsoorten niet significant zullen worden verstoord. Dit rapport is door [verzoeker] niet bestreden.
2.3. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Huszar
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2013
533-703.