201200424/1/A3.
Datum uitspraak: 15 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2011 in zaak nr. 11/417 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid, voorheen: Oud-Zuid.
Bij besluit van 23 januari 2007 heeft het dagelijks bestuur een aanvraag van [appellante], om een vergunning voor woningonttrekking ingewilligd onder de voorwaarde van het betalen van een financiële compensatie van € 176.904,00.
Bij besluit van 7 december 2010 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 november 2011 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2012, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. H. Kaiser, advocaat te Utrecht, en [directeur], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door C.J. Kruissink, werkzaam bij de gemeente Amsterdam, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen heeft het dagelijks bestuur ter zitting nog een stuk in het geding gebracht.
Bij tussenuitspraak van 20 februari 2013, nr. 201200424/1/T1/A3 heeft de Afdeling het dagelijks bestuur opgedragen om binnen vier weken na de verzending van die tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 7 december 2010 te herstellen.
Na afloop van de gestelde termijn heeft het dagelijks bestuur de Afdeling verzocht de termijn voor het herstellen van het geconstateerde gebrek te verlengen met zes weken.
Bij beschikking van 22 maart 2013 heeft de Afdeling dit verzoek ingewilligd en bovengenoemde termijn eenmalig verlengd tot 1 mei 2013.
1. De Afdeling heeft bij de tussenuitspraak geoordeeld dat het besluit van 7 december 2010 is genomen in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hiertoe heeft zij overwogen dat het dagelijks bestuur, in afwijking van de hoofdregel, het besluit van 7 december 2010 op grondslag van het ten tijde van de aanvraag geldende recht heeft genomen. In de omstandigheden van de zaak heeft de Afdeling geen grond gezien om bij gebreke van relevant overgangsrecht een uitzondering te maken op het uitgangspunt dat bij het nemen van een besluit op bezwaar het recht moet worden toegepast zoals op dat moment geldt. Het dagelijks bestuur had derhalve bij het nemen van het besluit van 7 december 2010 de destijds geldende regelgeving, zijnde de Huisvestingsverordening 2010 moeten toepassen.
In de tussenuitspraak heeft de Afdeling het dagelijks bestuur opgedragen het geconstateerde gebrek in het besluit van 7 december 2010 te herstellen. Daartoe diende het het door [appellante] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 23 januari 2007 te beoordelen op grond van de ten tijde van de tussenuitspraak geldende wet- en regelgeving voor een aanvraag om een vergunning voor woningonttrekking. De uitkomst van deze beoordeling diende het dagelijks bestuur in de vorm van een nieuw besluit op bezwaar aan de Afdeling toe te zenden.
2. Het dagelijks bestuur heeft niet voor 1 mei 2013 een nieuw besluit op het door [appellante] gemaakte bezwaar genomen, noch heeft het de Afdeling anderszins een reactie op de opgedragen opdracht doen toekomen.
Gelet hierop ziet de Afdeling aanleiding het hoger beroep van [appellante] gegrond te verklaren en de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. Het door [appellante] ingestelde beroep tegen het besluit van 7 december 2010 is eveneens gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd. De Afdeling ziet aanleiding het dagelijks bestuur met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b en het zesde lid, van de Awb, op te dragen met inachtneming van hetgeen in deze en de tussenuitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen. De Afdeling zal daartoe een termijn stellen. Voorts ziet de Afdeling aanleiding om het dagelijks bestuur een dwangsom op te leggen van € 250,00 voor iedere dag die het dagelijks bestuur in gebreke blijft deze uitspraak na te leven. De dwangsom zal worden gemaximeerd op € 60.000,00.
3. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2011 in zaak nr. 11/417;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van dagelijks bestuur van stadsdeel Zuid van 7 december 2010, kenmerk 07-088;
V. draagt het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid op om binnen vier weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen hierin en in de tussenuitspraak van de Afdeling van 20 februari 2013 in zaak nr. 201200424/1/T1/A3 is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit bekend te maken;
VI. bepaalt dat het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid aan [appellante] een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee het de onder V. genoemde termijn overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) per dag bedraagt, met een maximum van € 60.000,00 (zegge: zestigduizend euro);
VII. veroordeelt het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1748,00 (zegge: zeventienhonderdachtenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 756,00 (zegge: zevenhonderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. G. Snijders, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2013