ECLI:NL:RVS:2013:CA0120

Raad van State

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201302743/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 3 februari 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A.C. Terwiel-Kuneman, de rechter die belast was met de behandeling van twee bestuursrechtelijke zaken. De rechtbank Noord-Holland heeft op 15 maart 2013 het wrakingsverzoek afgewezen, waarna verzoeker hoger beroep heeft ingesteld en de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 25 april 2013, waar verzoeker aanwezig was.

De voorzitter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het oordeel over het wrakingsverzoek een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. Volgens artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat er geen rechtsmiddel open tegen de beslissing op een wrakingsverzoek. Verzoeker heeft betoogd dat de behandeling van de zaken door de rechtbank geschorst moet worden totdat op het hoger beroep is beslist, en dat er aanleiding is om het appelverbod te doorbreken.

De voorzitter heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de Afdeling aanleiding zal zien om het appelverbod te doorbreken. Er zijn hoge eisen gesteld aan de aanname van een schending van de goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. De voorzitter heeft vastgesteld dat verzoeker in de bodemprocedure hoger beroep kan instellen tegen de uitspraken van de rechtbank en daarbij ook argumenten kan aanvoeren over de gestelde partijdigheid van de gewraakte rechter.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 8 mei 2013.

Uitspraak

201302743/2/A3.
Datum uitspraak: 8 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Heemstede,
tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 15 maart 2013 in zaak nr. 200242 / HA RK 13-8 op het verzoek van:
[verzoeker].
Procesverloop
Bij brief van 3 februari 2013 heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. A.C. Terwiel-Kuneman (hierna: de rechter), belast met de behandeling door de meervoudige kamer van de zaken met nrs. 12/85 en 11/6726.
Bij beslissing van 15 maart 2013 heeft de rechtbank het verzoek van [verzoeker] van 3 februari 2013 afgewezen. Deze beslissing is aangehecht.
Tegen deze beslissing heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 april 2013, waar [verzoeker] is verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Ingevolge artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb staat tegen de beslissing op een verzoek om wraking geen rechtsmiddel open.
3. Het verzoek van [verzoeker] strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening de behandeling van de zaken met nrs. 12/85 en 11/6726 door de meervoudige kamer van de rechtbank wordt geschorst totdat op het hoger beroep is beslist. Hij betoogt daartoe dat voor de Afdeling aanleiding bestaat het appelverbod te doorbreken en kennis te nemen van het hoger beroep.
4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie onder meer de uitspraak van 1 augustus 2007 in zaak nr. 200608678/1; www.raadvanstate.nl), kan aanleiding bestaan voor doorbreking van het appelverbod indien sprake is van een evidente schending van eisen van goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk en onafhankelijk proces waarborgen.
5. De voorzitter ziet in de stukken en hetgeen ter zitting van de voorzitter is verhandeld onvoldoende aanwijzingen dat op voorhand moet worden aangenomen dat de Afdeling aanleiding zal zien voor doorbreking van het appelverbod en zich om die reden in de bodemprocedure bevoegd zal achten van het hoger beroep kennis te nemen. De voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat hoge eisen worden gesteld aan de aanname van een schending van eisen van goede procesorde dan wel fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk en onafhankelijk proces waarborgen. Daarvoor is onvoldoende, zoals de voorzitter eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 8 april 2009 in zaken nrs. 200901703/1/H2 en 200901703/2/H2 (www.raadvanstate.nl), dat de waardering van de feiten en omstandigheden van het geval wordt bestreden op grond waarvan tot een andere conclusie zou moeten worden gekomen. Dat zou immers neerkomen op een verkapt hoger beroep, terwijl de wetgever juist uitdrukkelijk geen hoger beroep heeft gewild. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat [verzoeker] tegen de uitspraken van de rechtbank in bedoelde zaken 12/85 en 11/6726, indien hij dat dan wenselijk acht, hoger beroep zal kunnen instellen en daarbij, mocht hij daartoe dan aanleiding vinden, ook argumenten met betrekking tot de gestelde partijdigheid naar voren zal kunnen brengen.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzitter is bij de beoordeling of aanleiding bestaat het appelverbod te doorbreken in het kader van de beslissing om wraking dan ook geen plaats voor een onderzoek naar en een oordeel over de stelling van [verzoeker] dat de gewraakte rechter, bij eerdere oordelen over eenzelfde rechtsvraag, bewijzen van de zijde van [verzoeker] heeft genegeerd. De voorzitter is voorshands van oordeel dat ook anderszins niet is gebleken van een evidente schending van eisen van goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk en onafhankelijk proces waarborgen.
6. Gelet op het voorgaande en na afweging van de betrokken belangen bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Grimbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Grimbergen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2013
581.