201302693/2/R2.
Datum uitspraak: 6 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ontwikkelingsmaatschappij Buitenveldert B.V. (hierna: OMB), gevestigd te Amsterdam,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en anderen,
verzoekers,
de raad van de gemeente De Ronde Venen,
verweerder.
Bij besluit van 20 december 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom Vinkeveen" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer OMB en [verzoeker sub 2] en anderen beroep ingesteld. OMB en [verzoeker sub 2] en anderen hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
OMB heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 1 mei 2013, waar OMB, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. van Schie, advocaat te Schiphol-Rijk, [verzoeker sub 2] en anderen, waarvan [verzoeker sub 2] in persoon en bijgestaan door mr. T.I.P. Jeltema, advocaat te Veldhoven, en de raad, vertegenwoordigd door N. Röling, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [partij].
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plangebied heeft betrekking op de dorpskern van Vinkeveen en een deel van de Baambrugse Zuwe. Het plan is in hoofdzaak conserverend van aard.
3. Het verzoek van OMB is gericht tegen de planregeling voor het perceel Herenweg 112. OMB voert aan dat het plan ten onrechte niet voorziet in de mogelijkheid om op dit perceel veertien woningen te realiseren, terwijl daarvoor op 23 december 2010 een bouwaanvraag is ingediend. Daarbij merkt zij op dat het bouwplan in overleg met de gemeente tot stand is gekomen en bovendien past binnen de gemeentelijke Structuurvisie Centrum Vinkeveen. OMB stelt er belang bij te hebben dat het plan in zoverre niet in werking treedt, omdat nog niet op de aanvraag is beslist. Indien het plan in werking treedt, dan geldt dit plan als toetsingskader en zal de bouwaanvraag worden afgewezen. Daarnaast bestaat volgens OMB in verband met de nog te nemen beslissing een spoedeisend belang bij een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over de keuze van de raad om de in de voormelde structuurvisie geboden bouwmogelijkheden voor het perceel niet in het plan op te nemen.
4. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kan de voorzitter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5. Op 23 december 2010 heeft OMB een bouwaanvraag ingediend voor de bouw van 8 woningen en 6 appartementen aan de Herenweg 112. Ter zitting is gebleken dat nog geen besluit is genomen op deze aanvraag. De voorzitter stelt vast dat het plan niet voorziet in de gewenste bouwmogelijkheden. Het thans voor het perceel geldende bestemmingsplan "Vinkeveen-Zuid" voorziet hierin evenmin. Schorsing van het bestreden besluit zou tot gevolg hebben dat het bestemmingsplan "Vinkeveen-Zuid" op het perceel van toepassing blijft. OMB is niet gebaat bij schorsing van het bestreden besluit in zoverre, aangezien daarmee niet bereikt kan worden dat niet afwijzend op de bouwaanvraag wordt beslist. Voorts brengt de schorsing van het bestreden besluit in zoverre niet met zich dat de raad een bestemmingsplan dient vast te stellen met de door OMB gewenste inhoud. Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat een spoedeisend belang tot het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt.
6. Gelet op het voorgaande bestaat onvoldoende aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het daartoe strekkende verzoek wordt daarom afgewezen.
Het verzoek van [verzoeker sub 2] en anderen
7. Het verzoek van [verzoeker sub 2] en anderen is gericht tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Horeca" en de aanduiding "bouwvlak" voor het perceel Herenweg 1a, kadastraal bekend gemeente Vinkeveen, sectie G, nummer 557. Zij beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het besluit te voorkomen.
8. Voor zover [partij] ter zitting heeft betoogd dat diverse indieners van het beroep geen belang hebben bij het bestreden besluit, overweegt de voorzitter dat hij verwacht dat in de bodemprocedure in elk geval zal worden geoordeeld dat [verzoeker sub 2], gelet op de korte afstand tussen het perceel van [verzoeker sub 2] en het bestreden plandeel, als belanghebbende bij het bestreden besluit kan worden aangemerkt. Derhalve bestaat aanleiding voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening.
9. Bij besluit van 11 mei 2006 is aan [partij] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van een pannenkoekenhuis op het perceel Herenweg 1 (thans Herenweg 1a). Bij besluiten van 25 januari 2007 en 26 februari 2007 zijn de bezwaren tegen de vrijstelling onderscheidenlijk de bouwvergunning ongegrond verklaard. De rechtbank Utrecht heeft in haar uitspraak van 23 mei 2007 het beroep tegen deze besluiten gegrond verklaard en de besluiten vernietigd. Voorts heeft de rechtbank Utrecht de verleende bouwvergunning en vrijstelling tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar geschorst. Tot op heden is niet opnieuw op de bezwaren beslist. Als het plan in werking treedt, dan geldt dit als toetsingskader voor de te nemen beslissing op bezwaar. Gelet hierop en omdat het plan voor het perceel Herenweg 1a voorziet in bouwmogelijkheden voor een horecagelegenheid tot en met categorie 1, acht de voorzitter een spoedeisend belang aanwezig.
10. Bij de vaststelling van het plan heeft de raad een amendement aangenomen waarbij besloten is om voor het perceel Herenweg 1a in de verbeelding een bouwvlak op te nemen ten behoeve van een pannenkoekenhuis conform de verleende bouwvergunning. [verzoeker sub 2] en anderen kunnen zich hier niet mee verenigen.
Zij betogen dat het amendement ten onrechte niet is ingegeven door ruimtelijke motieven. Hiertoe voeren zij - onder verwijzing naar de eerdergenoemde uitspraak van de rechtbank Utrecht waarin onder meer is geoordeeld dat met name de consequenties van het bouwplan voor de parkeersituatie een nadere beoordeling behoeven - aan dat niet duidelijk is hoe het parkeerprobleem is opgelost. Volgens hen is het toekennen van een bouwvlak in strijd met het conserverende karakter van het plan en in strijd met het uitgangspunt dat bebouwing niet in de tweede lijn mag worden gesitueerd. Zij brengen tevens naar voren dat het perceel niet kan worden ontsloten, omdat het niet aan de openbare weg ligt. Ook is het perceel niet bereikbaar voor hulpdiensten. [verzoeker sub 2] en anderen vrezen dat de reeds bestaande doorvaartproblemen op de Geuzensloot als gevolg van het plan zullen verergeren. Verder hebben zij bezwaren tegen de ligging en de omvang van het bouwvlak.
11. De plantoelichting vermeldt dat parkeren voornamelijk op eigen terrein gebeurt en langs de kant van de weg waar de ruimte vaak beperkt is. In reactie op de zienswijze van [partij] is in de Zienswijzennota vermeld dat het niet mogelijk is om een bouwvlak toe te kennen zolang het parkeerprobleem niet is opgelost. Tussen partijen is niet in geschil dat voor de voorziene ontwikkeling 13 parkeerplaatsen nodig zijn. Vaststaat dat het vanwege de beperkte ruimte en de ligging van het perceel niet mogelijk is om op het perceel parkeerplaatsen te realiseren. Ter zitting heeft de raad gesteld dat de parkeersituatie in de bouwvergunningprocedure aan de orde zal komen.
De voorzitter overweegt dat de parkeersituatie van belang is voor de beoordeling van de vraag of de voorziene ontwikkeling op het perceel vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat de raad voor het aspect parkeren de vereiste ruimtelijke afweging heeft gemaakt. De omstandigheid dat de mogelijkheid bestaat om voor de parkeerplaatsen een perceel in de omgeving te kopen of te huren, zoals de raad ter zitting naar voren heeft gebracht, maakt dit niet anders. Niet gebleken is dat dit een reële mogelijkheid is. Verder is de voorzitter van oordeel dat met de niet nader onderbouwde stelling van de raad en [partij] dat in de openbare ruimte voldoende parkeermogelijkheden aanwezig zijn niet inzichtelijk is gemaakt of de omgeving van het perceel voldoende ruimte biedt voor de benodigde parkeerplaatsen.
Gelet op het vorenstaande bestaat bij de voorzitter twijfel of het bestreden besluit op dit punt in de bodemprocedure in stand zal blijven. In verband hiermee en in aanmerking genomen de betrokken belangen, ziet de voorzitter aanleiding om het verzoek toe te wijzen en de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
12. Gelet hierop behoeven de overige bezwaren van [verzoeker sub 2] en anderen thans geen bespreking.
13. De raad dient ten aanzien van [verzoeker sub 2] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van OMB bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente De Ronde Venen van 20 december 2012 voor zover dit het plandeel met de bestemming "Horeca" voor het perceel Herenweg 1a, kadastraal bekend gemeente Vinkeveen, sectie G, nummer 557, betreft;
II. wijst het verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ontwikkelingsmaatschappij Buitenveldert B.V. af;
III. veroordeelt de raad van de gemeente De Ronde Venen tot vergoeding van bij [verzoeker sub 2] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
IV. gelast dat de raad van de gemeente De Ronde Venen aan [verzoeker sub 2] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.A. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Van Heusden
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2013