ECLI:NL:RVS:2013:BZ9744

Raad van State

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201204922/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • J. Wieland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om de herziening van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen. Op 17 oktober 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan de wederpartij toegekende voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009 herzien naar € 14.314,00. De wederpartij heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar op 17 februari 2011, waarbij de voorschotten op € 824,00 werden vastgesteld. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 30 maart 2012 het beroep van de wederpartij gegrond verklaard en de Belastingdienst/Toeslagen opgedragen een nieuw besluit te nemen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 11 april 2013 heeft de wederpartij, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de wederpartij aannemelijk had gemaakt dat de door haar overgelegde akten van gastouderovereenkomsten authentiek waren en dat de opvang op basis daarvan had plaatsgevonden. De Belastingdienst/Toeslagen betoogde dat de authenticiteit van deze akten niet kon worden vastgesteld, maar de rechtbank heeft dit gemotiveerd weerlegd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Belastingdienst/Toeslagen is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de wederpartij, die op € 944,00 zijn vastgesteld, en er is een griffierecht van € 466,00 opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 mei 2013.

Uitspraak

201204922/1/A2.
Datum uitspraak: 8 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 30 maart 2012 in zaak nr. 11/953 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [wederpartij] over 2009 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien op € 14.314,00 gesteld.
Bij besluit van 17 februari 2011, aangevuld bij besluit van 4 maart 2011, heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en voor het overige ongegrond en de aan haar over 2009 toegekende voorschotten kinderopvangtoeslag op € 824,00 gesteld.
Bij uitspraak van 30 maart 2012 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2013 waar [wederpartij], bijgestaan door mr. M. Hendriks, advocaat te Nijmegen, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: Wko), zoals deze luidde ten tijde van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder jegens het Rijk aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten, indien de opvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau plaatsvindt.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1?. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2?. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3?. de soort kinderopvang.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 56, tweede lid, is dat van overeenkomstige toepassing op de houder van een gastouderbureau.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekt een belanghebbende de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang (hierna: de Regeling), zoals deze luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, bevat de administratie van een gastouderbureau afschriften van alle met vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
2. Aan het besluit van 17 februari 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat niet vaststaat dat de door [wederpartij] overgelegde akten van gastouderovereenkomsten tussen partij A] en [wederpartij] en tussen partij B] en [wederpartij] voorafgaand aan de opvang zijn opgemaakt en kinderopvang op basis daarvan heeft plaatsgevonden, nu daarin data en plaatsnamen zijn doorgehaald en ze niet door alle betrokken partijen zijn ondertekend. [wederpartij] heeft daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat ze kosten heeft gehad van kinderopvang die via het gastouderbureau Roodkapje plaats heeft gevonden, aldus dat besluit.
3. De rechtbank heeft door [wederpartij] aannemelijk gemaakt geacht dat de door haar in beroep alsnog overgelegde akten van overeenkomsten niet naderhand zijn opgemaakt en uit deze akten blijkt dat de overeenkomsten voor onbepaalde tijd zijn aangegaan, zodat deze de basis voor de kinderopvang hebben gevormd. Ten aanzien van de kosten heeft zij overwogen dat [wederpartij] met bankafschriften in combinatie met de jaaropgaven van het gastouderbureau aannemelijk heeft gemaakt dat zij kosten van de gastouderopvang heeft gehad en wat de hoogte ervan is.
4. De Belastingdienst/Toeslagen betoogt tevergeefs dat de rechtbank aldus heeft miskend dat de authenticiteit van de door [wederpartij] overgelegde akten van overeenkomsten niet kan worden vastgesteld. De rechtbank heeft gemotiveerd, waarom zij de door [wederpartij] in beroep overgelegde akten van overeenkomsten authentiek acht en geoordeeld dat [wederpartij] daarmee heeft aangetoond dat de opvang krachtens overeenkomst heeft plaatsgevonden. Nu de Belastingdienst/Toeslagen niet nader heeft toegelicht, waarom dit oordeel onjuist is, kan het aangevoerde niet tot het daarmee beoogde doel leiden.
5. De Belastingdienst/Toeslagen betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte door [wederpartij] aannemelijk gemaakt heeft geacht dat zij kosten van de gastouderopvang heeft gehad.
5.1. Voor het eerst in hoger beroep heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan het standpunt dat [wederpartij] niet heeft aangetoond dat zij kosten voor kinderopvang heeft gehad ten grondslag gelegd dat de door [wederpartij] verschuldigde eigen bijdrage door de gastouder aan haar wordt teruggeschonken en derhalve haar vermogenspositie niet wordt aangetast. Het aldus aangevoerde is niet aan het in beroep bestreden besluit ten grondslag gelegd, zodat het niet bij de beoordeling van het hoger beroep kan worden betrokken en derhalve evenmin kan leiden tot het ermee beoogde doel.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. De Belastingdienst/Toeslagen dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
8. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. bepaalt dat van Belastingdienst/Toeslagen een griffierecht van € 466,00 (zegge: vierhonderdzesenzestig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Wieland
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2013
502-729.