ECLI:NL:RVS:2013:BZ9725

Raad van State

Datum uitspraak
3 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201302756/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Zeddamseweg 13-19 ‘s-Heerenberg

Op 3 mei 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Zeddamseweg 13-19 ‘s-Heerenberg". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Montferland op 31 januari 2013, voorziet in de bouw van een appartementengebouw met 15 tot 17 zorgwoningen. De bestaande bebouwing voor detailhandel zal hiervoor worden gesloopt. Verzoekers, [verzoeker A] en [verzoeker B], hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hun belangen onvoldoende zouden zijn meegenomen in de besluitvorming. De raad heeft echter gesteld dat het plan in lijn is met het gemeentelijk zorgbeleid en detailhandelsbeleid, en dat het leidt tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

Tijdens de zitting op 1 mei 2013 is het verzoek behandeld. De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzitter heeft vastgesteld dat de raad het belang bij de realisering van het plan in redelijkheid heeft kunnen laten prevaleren boven het belang van de verzoekers bij behoud van de bestaande bestemming. De voorzitter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening en heeft het verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 mei 2013 en is geregistreerd onder ECLI:NL:RVS:2013:BZ9725. De voorzitter heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de ambtenaar van staat, mr. L.A. van Heusden.

Uitspraak

201302756/2/R2.
Datum uitspraak: 3 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Babberich, gemeente Zevenaar,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Montferland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2013, kenmerk 12int01321, heeft de raad het bestemmingsplan "Zeddamseweg 13-19 ‘s-Heerenberg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] beroep ingesteld.
Tevens hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de stichting Woningstichting Bergh een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 mei 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door J.W. Boschker, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is Woningstichting Bergh, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door D. Vermeer en mr. B. de Wijk, advocaat te Arnhem, ter zitting als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een appartementengebouw met 15 tot 17 zorgwoningen in twee bouwlagen met kap aan de Zeddamseweg te ‘s-Heerenberg. De bestaande bebouwing voor detailhandel zal hiertoe worden gesloopt.
3. [verzoekers] betogen dat hun belangen onvoldoende zijn meegenomen bij de vaststelling van het plan. Hiertoe stellen zij dat ten onrechte nog geen vervangende ruimte is geregeld voor hun kapsalon aan de [locatie] te ’s-Heerenberg, die ten gevolge van het plan niet kan worden voortgezet op deze locatie.
3.1. De raad stelt dat het plan passend is binnen het gemeentelijk zorgbeleid en het detailhandelsbeleid, en dat het leidt tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering.
3.2. De voorzitter begrijpt het betoog van [verzoekers] aldus dat hun belang bij behoud van de bestaande bestemming onvoldoende in de besluitvorming is meegenomen. Hieromtrent wordt overwogen dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. In dit verband is van belang dat het plan, naar de raad onweersproken stelt, uitvoering geeft aan de gemeentelijke beleidsnotitie "Woonzorgzones in Montferland" uit 2009, waarin is bepaald dat woonzorgzones in de gemeente worden ontwikkeld teneinde intramurale plaatsen voor ouderen en mensen met een functiebeperking te realiseren. Tevens is van betekenis dat volgens de raad het plan gevolg geeft aan het "Masterplan ’s-Heerenberg" uit 2003, nu het in overeenstemming is met het hierin neergelegde beleid om het detailhandelsaanbod in de gemeente zoveel mogelijk te concentreren. Tot slot is van betekenis dat volgens de raad de realisering van het plan tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering leidt aangezien de huidige panden in vervallen staat verkeren. [verzoekers] hebben dit niet met feiten en omstandigheden weersproken. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzitter dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat de raad het belang bij de realisering van het plan in redelijkheid heeft kunnen laten prevaleren boven het belang van [verzoekers] bij behoud van de bestaande bestemming.
4. Gelet op het voorgaande bestaat onvoldoende aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het daartoe strekkende verzoek wordt daarom afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.A. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Van Heusden
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2013
647.