ECLI:NL:RVS:2013:BZ9721

Raad van State

Datum uitspraak
2 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201301054/4/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • S. Zwemstra
  • H.H.C. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Deurningerbeek

Op 2 mei 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Deurningerbeek". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Dinkelland op 11 december 2012, voorziet in een wijziging van de loop van de Deurningerbeek als onderdeel van de landinrichting Saasveld-Gammelke. De verzoeker, wonend in Deurningen, heeft bezwaar gemaakt tegen het bestemmingsplan, met name tegen de aanleg van een wandelpad langs de oever van de Deurningerbeek ter hoogte van zijn perceel. Hij stelt dat het plan geen waarborgen biedt tegen recreatief medegebruik, ondanks privaatrechtelijke afspraken met het waterschap Regge en Dinkel, dat eigenaar is van de gronden.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 april 2013, waar de verzoeker en een vertegenwoordiger van het waterschap aanwezig waren. De voorzitter heeft overwogen dat de verzoeker geen bezwaar heeft tegen de aanpassing van de loop van de Deurningerbeek, maar wel tegen de aanleg van het wandelpad. Het waterschap heeft toegelicht dat het pad noodzakelijk is voor het onderhoud van de beek en dat het afgesloten kan worden met een hek. De voorzitter concludeert dat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Daarom wordt het verzoek afgewezen.

De beslissing is genomen door de voorzitter, mr. M.G.J. Parkins-de Vin, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 mei 2013.

Uitspraak

201301054/4/R1.
Datum uitspraak: 2 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoekster B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), beiden wonend te Deurningen, gemeente Dinkelland,
en
de raad van de gemeente Dinkelland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Deurningerbeek" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 april 2013, waar [verzoeker] en het waterschap Regge en Dinkel, vertegenwoordigd door F.J. Koop, werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan voorziet in een wijziging van de loop van de Deurningerbeek. Deze aanpassing maakt deel uit van de landinrichting Saasveld-Gammelke.
3. [verzoeker] vreest voor de aanleg van een wandelpad langs de oever van de Deurningerbeek ter hoogte van zijn perceel [locatie], nu het plan ondanks privaatrechtelijke afspraken met onder meer het waterschap als eigenaar van de desbetreffende gronden ten onrechte geen waarborgen tegen een wandelpad en recreatief medegebruik ter plaatse bevat. Hij wijst in dit verband op de inmiddels aangevangen werkzaamheden voor de herinrichting, waarbij bomen zijn gekapt.
4. De voorzitter overweegt dat [verzoeker] geen bezwaar heeft tegen de aanpassing van de loop van de Deurningerbeek en de werkzaamheden die in dat verband benodigd zijn. De aangevangen werkzaamheden betekenen naar het oordeel van de voorzitter niet dat ondanks de gemaakte afspraken ter hoogte van het perceel van [verzoeker] een wandelpad wordt aangelegd langs de oever van de Deurningerbeek. Ter zitting heeft het waterschap toegelicht dat het langs de oever te realiseren pad dient voor het noodzakelijke onderhoud van de beek en dat het met een hek kan worden afgesloten. Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzitter met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
5. Het verzoek dient te worden afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Zwemstravoorzitter
ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2013
91.
Verzonden: 2 mei 2013
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser