ECLI:NL:RVS:2013:BZ9062

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201209181/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • I.S. Vreken-Westra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verwijdering van justitiële gegevens uit het Justitieel Documentatie Systeem

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 9 augustus 2012 het beroep ongegrond verklaarde tegen de afwijzing van zijn verzoek om verwijdering van justitiële gegevens uit het Justitieel Documentatie Systeem (JDS). De minister van Veiligheid en Justitie had op 12 oktober 2011 het verzoek van [appellant] om verwijdering van deze gegevens afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister de gegevens terecht had geregistreerd, omdat deze niet feitelijk onjuist waren.

[appellant] stelde dat hij door de politierechter was vrijgesproken, maar de rechtbank concludeerde dat hij een voorwaardelijke geldboete had gekregen en dat de registratie van de justitiële gegevens correct was. De rechtbank oordeelde dat het systeem van registratie geen ruimte bood voor een belangenafweging in het voordeel van [appellant].

Tijdens de zitting op 22 april 2013 werd de zaak behandeld door de enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [appellant] was bijgestaan door zijn advocaat, mr. R. Shahbazi. De rechtbank bevestigde dat de minister de afwijzing van het verzoek om verwijdering van de gegevens terecht had gehandhaafd, omdat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat er gronden waren voor verwijdering volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg).

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 1 mei 2013.

Uitspraak

201209181/1/A3.
Datum uitspraak: 1 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 augustus 2012 in zaak nr. 12/990 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 12 oktober 2011 heeft de minister een verzoek van [appellant] om verwijdering van op hem betrekking hebbende justitiële gegevens uit het Justitieel Documentatie Systeem (hierna: het JDS) afgewezen.
Bij besluit van 16 januari 2012 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 augustus 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de minister hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. R. Shahbazi, advocaat te Amsterdam, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: de Wjsg), zoals deze wet luidde ten tijde van belang, wordt in deze wet en de daarop rustende bepalingen onder justitiële gegevens of gegevens verstaan: bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven gegevens omtrent natuurlijke personen en rechtspersonen inzake de toepassing van het strafrecht of de strafvordering.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, verwerkt de minister in de justitiële documentatie justitiële gegevens ten behoeve van een goede strafrechtspleging.
Ingevolge het tweede lid worden bij algemene maatregel van bestuur de gegevens aangewezen die als justitiële gegevens worden aangemerkt.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, kan degene aan wie overeenkomstig artikel 18 kennis is gegeven van hem betreffende justitiële gegevens de minister schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen, indien deze feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Ingevolge artikel 2 van het Besluit justitiële gegevens (hierna: het Besluit) worden met betrekking tot misdrijven als justitiële gegevens aangemerkt de in de artikelen 6 en 7 vermelde gegevens van zaken waarvan het proces-verbaal door het openbaar ministerie of de procureur-generaal bij de Hoge Raad op grond van artikel 76 van de Wet op de rechterlijke organisatie in behandeling is genomen.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, onder a en sub 1, worden voor zover van toepassing als justitiële gegevens als bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 en 9 aangemerkt alle beslissingen die door het openbaar ministerie of de rechter zijn genomen, met uitzondering van de beslissing tot niet vervolgen omdat de betrokken persoon ten onrechte als verdachte is aangemerkt.
2. [appellant] heeft de minister verzocht om de gegevens met betrekking tot een vonnis van de politierechter van rechtbank Amsterdam van 3 november 2009, 13/853287-09, te verwijderen uit het JDS omdat hij, in tegenstelling tot wat hierin is vermeld, door de rechtbank is vrijgesproken.
3. De minister heeft aan het besluit van 16 januari 2012 ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een registratie die afwijkt van het vonnis van de politierechter. [appellant] is door de politierechter niet vrijgesproken, maar heeft een voorwaardelijke geldboete opgelegd gekregen. De in acht te nemen voorschriften laten voorts geen ruimte voor een zodanig vergaande belangenafweging dat de hinder die [appellant] ondervindt omdat hij wantrouwend wordt bejegend, kan leiden tot verwijdering van de gegevens uit het JDS, aldus de minister.
4. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister de justitiële gegevens over [appellant], gelet op de artikelen 2 en 7, eerste lid, onder a, van het Besluit, terecht heeft geregistreerd nu niet is gebleken dat deze gegevens feitelijk onjuist zijn. Naar het oordeel van de rechtbank laat het gesloten systeem van registratie van justitiële gegevens voorts geen ruimte voor een belangenafweging.
5. [appellant] betoogt dat het oordeel van de rechtbank niet juist is, nu de politierechter hem ter zitting heeft medegedeeld dat hij is vrijgesproken.
Hij betoogt verder dat de registratie hem belemmert bij zijn carrière en dat hij hiervan last ondervindt omdat hij wantrouwend wordt bejegend door de politie.
6. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat blijkens de aantekening mondeling vonnis van 3 november 2009 in voormelde zaak, de politierechter heeft geoordeeld dat [appellant] in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie heeft gehandeld en dat de politierechter [appellant] daarvoor heeft veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 150 subsidiair 3 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren. De stelling van [appellant] dat de politierechter hem ter zitting heeft medegedeeld dat hij is vrijgesproken, vindt derhalve geen steun in deze aantekening. Nu [appellant] zijn stelling evenmin anderszins heeft kunnen staven, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat niet is gebleken dat de geregistreerde justitiële gegevens feitelijk onjuist zijn.
In de omstandigheid dat [appellant], naar hij stelt, nadelige gevolgen ondervindt van de registratie, heeft de rechtbank terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de minister de afwijzing van het verzoek van [appellant] om verwijdering van de desbetreffende gegevens ten onrechte heeft gehandhaafd. Daartoe is van belang dat artikel 22, eerste lid, van de Wjsg vier gronden geeft voor verwijdering van in het JDS opgenomen justitiële gegevens en [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zich ten aanzien van hem één van deze gronden voordoet.
Het betoog faalt.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2013
434-782.