201207203/1/A3.
Datum uitspraak: 1 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Heerlen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 13 juni 2012 in zaak nr. 11/8 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.
Bij besluit van 21 juli 2010 heeft het college niet voldaan aan een verzoek van [appellante] om een geboorte- en huwelijksakte in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: gba) te verwerken.
Bij besluit van 24 november 2010 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 juni 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 februari 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. S.V.A.Y. Dassen-Vranken, advocaat te Heerlen, en het college, vertegenwoordigd door P.L.M. Goor-Vrouwenraets, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet gba) worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Ingevolge artikel 37, tweede lid, worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 36, derde lid, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
Ingevolge artikel 83, aanhef en onder b, wordt een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om een gegeven over de burgerlijke staat niet op te nemen, dan wel een geschrift daarover dat als akte is aangeboden niet als zodanig aan te merken, gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Om voor inwilliging van haar optieverzoek in aanmerking te komen heeft [appellante] het college verzocht om verwerking van een geboorte- en een huwelijksakte in de gba.
3. Aan zijn in bezwaar gehandhaafde besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat met betrekking tot de door [appellante] overgelegde geboorte- en huwelijksakte uit een verificatieonderzoek uit 2010 is gebleken dat deze aktes vals zijn.
In het verificatieonderzoek staat over de vermeend authentieke huwelijksakte ‘Nikah Nama, met als huwelijksdatum 17 oktober 1993’, alsmede de Engelse vertaling daarvan, vermeld dat [appellante] bij de Registration Office Jhelum staat geregistreerd onder twee verschillende burgercodenummers. Uit een eerdere registratie van 13 juli 1986, waarbij aan [appellante] een burgercodenummer […] is toegekend, blijkt dat zij dan geregistreerd is als echtgenote van [man], terwijl het huwelijk volgens de vermeend authentieke huwelijksakte pas op 17 oktober 1993 zou zijn voltrokken.
In het verificatieonderzoek staat voorts over de geboorteakte vermeld dat deze niet is opgemaakt door de bevoegde instanties, dat deze valse handtekeningen bevat en dat de geboorteakte in een later stadium in het geboorteregister is geplaatst.
Omdat volgens het college uit het verificatieonderzoek is gebleken dat de documenten vals zijn, heeft het college de geschriften niet aangemerkt als document als bedoeld in artikel 36, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet gba en er daarom geen gegevens aan ontleend.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zij bezwaren heeft tegen de wijze waarop het verificatieonderzoek heeft plaatsgevonden en de conclusies die in dat onderzoek zijn getrokken. Volgens [appellante] is de volgens haar authentieke huwelijksakte niet onderzocht, maar alleen de Engelse. Dat de Engelse vertaling onjuist is, zegt volgens [appellante] niets over de vermeend authentieke huwelijksakte. Voorts was zij in 1986 niet getrouwd met haar huidige echtgenoot, die toentertijd ongehuwd woonachtig was in België.
Verder heeft de rechtbank volgens [appellante] niet onderkend dat in het verleden diverse stukken bij een watersnood in Pakistan verloren zijn gegaan, in verband waarmee zij zich heeft moeten laten inschrijven. Voorts heeft zij bij de rechtbank stukken overgelegd waaruit blijkt dat de gegevens in de aktes juist zijn. Daarnaast voert zij aan dat de rechtbank heeft miskend dat andere instanties wel van de juistheid van de inhoud uit de geboorte- en huwelijksakte zijn uitgegaan.
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 23 juni 2010 in zaak nr. 200909719/1/H3) is het doel van de Wet gba dat gegevens in de basisadministratie zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn.
4.2. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het college heeft mogen uitgaan van de conclusies uit het verificatieonderzoek, omdat hetgeen [appellante] naar voren heeft gebracht geen aanknopingspunten biedt voor twijfel aan de juistheid en volledigheid daarvan.
Anders dan [appellante] betoogt, zijn in het verificatieonderzoek zowel de vermeend authentieke huwelijksakte als de Engelse vertaling daarvan beoordeeld. Met betrekking tot de vermeend authentieke huwelijksakte is immers geconcludeerd dat deze, gelet op de registratie van [appellante] van 13 juli 1986 als echtgenote van [man], als vals moet worden beschouwd. Voorts is in het verificatieonderzoek geconcludeerd dat de Engelse vertaling van de vermeend authentieke huwelijksakte eveneens als vals moet worden beschouwd. De stelling van [appellante] dat zij in 1986 niet getrouwd was met haar huidige echtgenoot is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies in het verificatieonderzoek.
Ook als de verklaring van [appellante] dat de originele geboorteakte bij een overstroming verloren zou zijn gegaan juist is, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit niet afdoet aan de conclusies in het verificatieonderzoek, waaruit volgt dat de door haar ter verwerking aangeboden geboorteakte niet is opgemaakt door een daartoe bevoegde instantie, dat deze is voorzien van valse handtekeningen en dat de geboorteakte in een later stadium in het geboorteregister is geplaatst. Dat de geboorteakte in 2005 volgens [appellante] is gelegaliseerd laat de uitkomsten van het verificatieonderzoek dat in 2010 is uitgevoerd onverlet, nu bij een verificatieonderzoek meer aspecten worden onderzocht.
Wat betreft de in beroep overgelegde documenten heeft de rechtbank terecht overwogen dat daaruit niet blijkt dat de aangeboden geboorte- en huwelijksakte echt zijn. Dat in deze documenten van dezelfde gegevens wordt uitgegaan als die in de geboorte- en huwelijksakte staan vermeld, betekent niet dat de conclusies in het verificatieonderzoek onjuist moeten worden geacht. Verder heeft de rechtbank terecht overwogen dat uit de omstandigheid dat de akten door andere overheidsinstellingen zijn geaccepteerd, evenmin volgt dat deze aktes echt zijn.
Ook de door [appellante] in hoger beroep overgelegde documenten kunnen haar niet baten, aangezien deze evenmin afdoen aan de juistheid van de conclusies in het verificatieonderzoek. Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2013