ECLI:NL:RVS:2013:BZ9010

Raad van State

Datum uitspraak
23 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201301518/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T.G. Drupsteen
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'Centrum' te Voorschoten

Op 22 november 2012 heeft de raad van de gemeente Voorschoten het bestemmingsplan 'Centrum' vastgesteld. Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 april 2013 het verzoek van [verzoeker] om een voorlopige voorziening behandeld. Het verzoek betreft een plandeel met de bestemming 'Dienstverlening' voor het perceel Voorstraat 19/21, waar [verzoeker] een horeca-inrichting wil vestigen. Hij stelt dat het bestemmingsplan ten onrechte niet voorziet in de mogelijkheid om horeca te vestigen op dit perceel.

De voorzitter overweegt dat het bestemmingsplan horeca niet bij recht toestaat, maar dat er onder bepaalde voorwaarden een wijzigingsbevoegdheid bestaat om de bestemming 'Dienstverlening' te wijzigen in 'Horeca'. De voorzitter merkt op dat het vorige plan wel enige vorm van horeca op het perceel toestond, maar dat dit van ondergeschikte aard was. De voorzitter weegt de belangen van de betrokken partijen en concludeert dat het verzoek om een voorlopige voorziening te verlenen te verstrekkend is.

De beslissing van de voorzitter is niet bindend in de bodemprocedure en heeft een voorlopig karakter. De voorzitter wijst het verzoek af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 23 april 2013.

Uitspraak

201301518/2/R4.
Datum uitspraak: 23 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Voorschoten,
en
de raad van de gemeente Voorschoten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 april 2013, waar [verzoeker] in persoon en de raad, vertegenwoordigd door ing. J.J. Engelbert-Medendorp, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek van [verzoeker] heeft betrekking op het plandeel met de bestemming "Dienstverlening" voor zover het betreft het perceel Voorstraat 19/21. Hij wenst ter plaatse een horeca-inrichting te vestigen en voert aan dat het plan daarin ten onrechte niet voorziet.
3. Vast staat dat bij het plan op het perceel horeca niet bij recht is toegestaan. Onder bepaalde voorwaarden kan wel door middel van een wijzigingsbevoegdheid de bestemming "Dienstverlening" worden gewijzigd in de bestemming "Horeca".
Niet in geschil is dat het vorige plan mede voorzag in enige vorm van horeca op het perceel. Volgens de raad ging het daarbij om horeca van ondergeschikte aard.
Indien de voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening over zou gaan tot schorsing van het genoemde plandeel, zou de planregeling uit het vorige plan voor deze gronden herleven. Dit betekent dat indien [verzoeker] een omgevingsvergunning voor bouwen zou aanvragen ten behoeve van de exploitatie van een horecagelegenheid op het perceel en de ingediende aanvraag in overeenstemming is met de regels van dat plan, er planologisch gezien geen weigeringsgrond aanwezig is en het college van burgemeester en wethouders in zoverre zou zijn gehouden om de omgevingsvergunning te verlenen. Hier komt bij dat door [belanghebbende] eveneens beroep is ingesteld tegen het in geding zijnde plandeel en hij in zijn beroepschrift onder andere aanvoert dat het plan ten onrechte voorziet in een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van een horecagelegenheid op dit perceel. Inwilliging van het verzoek zou met zich kunnen brengen dat [belanghebbende] nog voor de behandeling van zijn beroep in de hoofdzaak voor een voldongen feit kan komen te staan.
Gelet hierop acht de voorzitter bij afweging van de betrokken belangen de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening te verstrekkend.
4. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2013
45-656.