ECLI:NL:RVS:2013:BZ8738

Raad van State

Datum uitspraak
11 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201108583/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • M.M. Bosma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ongewenstverklaring van vreemdeling door minister voor Immigratie en Asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die door de minister voor Immigratie en Asiel op 11 november 2010 ongewenst is verklaard. De vreemdeling heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de minister heeft dit bezwaar op 18 februari 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, heeft op 13 juli 2011 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 11 april 2013 geoordeeld dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd. De Afdeling heeft vastgesteld dat de rechtsvraag die in de eerste grief is opgeworpen, eerder is beantwoord in een uitspraak van 21 december 2012. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep kennelijk gegrond is en dat de rechtbank de zaak opnieuw moet beoordelen. De minister, thans de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.

De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard. Het besluit van de minister van 18 februari 2011 is vernietigd, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 1.416,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 april 2013.

Uitspraak

201108583/1/V2.
Datum uitspraak: 11 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 13 juli 2011 in zaak nr. 11/6087 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister voor Immigratie en Asiel.
Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2010 heeft de minister de vreemdeling ongewenst verklaard.
Bij besluit van 18 februari 2011 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 13 juli 2011 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De in de eerste grief opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling bij uitspraak van 21 december 2012 in zaak nr. 201200487/1/V3 beantwoord. De overwegingen van die uitspraak zijn hier eveneens van toepassing, omdat het besluit op bezwaar van 18 februari 2011 dateert en dat besluit met inachtneming van het toen geldende recht moest worden genomen. Hieruit volgt dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De aangevallen uitspraak moet derhalve worden vernietigd. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het inleidende beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit van 18 februari 2011 vernietigen.
2. De minister, thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 13 juli 2011 in zaak nr. 11/6087;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de minister voor Immigratie en Asiel van 18 februari 2011, kenmerk 274.904.9720;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.416,00 (zegge: veertienhonderdzestien euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Bosma
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2013
572.