ECLI:NL:RVS:2013:BZ8734
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- S. Yildiz
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door de minister
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de minister. De aanvragen werden op 1 april 2011 afgewezen, waarna de vreemdelingen in beroep gingen bij de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank verklaarde de beroepen op 9 december 2011 ongegrond. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft op 9 april 2013 uitspraak gedaan. In de zaak van vreemdeling 1 werd geoordeeld dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende waren om de eerdere uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De aangevoerde punten waren niet van zodanige aard dat ze vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. Het hoger beroep van vreemdeling 1 werd dan ook kennelijk ongegrond verklaard.
In de zaak van vreemdeling 2 bleek uit een door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie overgelegde vertrekverklaring dat zij op 27 juni 2012 vrijwillig naar haar land van herkomst, Armenië, was teruggekeerd. Hierdoor had zij geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep van vreemdeling 2 kennelijk niet-ontvankelijk was.
De Raad van State bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van vreemdeling 2 niet-ontvankelijk. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 9 april 2013.