ECLI:NL:RVS:2013:BZ8727

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201302475/1/V4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • R.C.S. Bakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake vrijheidsontnemende maatregel voor vreemdeling

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van 5 februari 2013, waarbij hem een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. De vreemdeling had op 7 maart 2013 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die zijn beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling heeft op 15 maart 2013, een dag na het verstrijken van de termijn, zijn hogerberoepschrift per fax ingediend bij de Raad van State. De termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 14 maart 2013, zoals bepaald in artikel 69, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

De Raad van State overweegt dat de vreemdeling geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat hij in verzuim is geweest. De stelling van de vreemdeling dat hij op 14 maart 2013 heeft geprobeerd het hogerberoepschrift per fax te verzenden, werd niet aannemelijk gemaakt. De Raad van State concludeert dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het niet tijdig is ingediend. De beslissing van de rechtbank blijft daarmee in stand.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in naam der Koningin het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de vreemdeling in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 april 2013.

Uitspraak

201302475/1/V4.
Datum uitspraak: 9 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, zittingsplaats Amsterdam, van 7 maart 2013 in zaak nr. 13/03824 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 5 februari 2013 is de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd, die nadien is voortgezet.
Bij uitspraak van 7 maart 2013, voor zover thans van belang, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingezonden.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, vangt de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift aan met ingang van de dag na die, waarop de aangevallen uitspraak op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 69, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover thans van belang, bedraagt de termijn voor het instellen van het hoger beroep één week.
2. In dit geval is de termijn op 14 maart 2013 geëindigd. Het hogerberoepschrift is op 15 maart 2013 bij faxbericht verzonden en bij de Raad van State ingekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschift derhalve niet tijdig ingediend. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling geen feiten of omstandigheden gesteld in verband waarmee redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest.
Geen rechtvaardiging is gelegen in de door de vreemdeling gestelde omstandigheid dat hij in de avond van 14 maart 2013 heeft getracht het hogerberoepschrift per fax aan de Raad van State te zenden. De vreemdeling heeft zijn stelling dat de fax van de Raad van State niet bereikbaar was niet aannemelijk gemaakt, terwijl gesteld noch gebleken is dat er geen gelegenheid was om het hogerberoepschrift die avond op een later tijdstip per fax te verzenden. Hetgeen de vreemdeling heeft opgemerkt over de ontvankelijkheid van een andere procedure, geregistreerd onder zaak nrs. 201300011/1/V1 en 201300011/2/V1, leidt niet tot een ander oordeel.
3. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.C.S. Bakker, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Bakker
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2013
393.