ECLI:NL:RVS:2013:BZ8727
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- R.C.S. Bakker
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake vrijheidsontnemende maatregel voor vreemdeling
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van 5 februari 2013, waarbij hem een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. De vreemdeling had op 7 maart 2013 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die zijn beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling heeft op 15 maart 2013, een dag na het verstrijken van de termijn, zijn hogerberoepschrift per fax ingediend bij de Raad van State. De termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 14 maart 2013, zoals bepaald in artikel 69, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad van State overweegt dat de vreemdeling geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat hij in verzuim is geweest. De stelling van de vreemdeling dat hij op 14 maart 2013 heeft geprobeerd het hogerberoepschrift per fax te verzenden, werd niet aannemelijk gemaakt. De Raad van State concludeert dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het niet tijdig is ingediend. De beslissing van de rechtbank blijft daarmee in stand.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in naam der Koningin het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de vreemdeling in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 april 2013.