ECLI:NL:RVS:2013:BZ8721
Raad van State
- Herziening
- M.G.J. Parkins-de Vin
- M.M. Bosma
- Rechtspraak.nl
Herziening van een eerdere uitspraak inzake vreemdelingenrecht
In deze zaak hebben de verzoekers, vreemdeling A en vreemdeling B, op 7 december 2012 een verzoek tot herziening ingediend bij de Raad van State. Dit verzoek was gericht op de herziening van een eerdere uitspraak van 20 februari 2012, waarin hun hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 8 maart 2011 ongegrond was verklaard. De verzoekers stelden dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van de uitspraak rechtvaardigden.
De Raad van State heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de relevante bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name artikel 8:88, dat de voorwaarden voor herziening van een uitspraak uiteenzet. De Raad oordeelde dat het verzoek om herziening meer dan negen maanden na de oorspronkelijke uitspraak was ingediend, wat als onredelijk laat werd beschouwd. Er waren geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die deze vertraging konden rechtvaardigen.
Op basis van deze overwegingen heeft de Raad van State het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing werd genomen in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 3 april 2013. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat de verzoekers de kosten van de procedure niet vergoed krijgen.