ECLI:NL:RVS:2013:BZ8721

Raad van State

Datum uitspraak
3 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201211420/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • M.M. Bosma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake vreemdelingenrecht

In deze zaak hebben de verzoekers, vreemdeling A en vreemdeling B, op 7 december 2012 een verzoek tot herziening ingediend bij de Raad van State. Dit verzoek was gericht op de herziening van een eerdere uitspraak van 20 februari 2012, waarin hun hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 8 maart 2011 ongegrond was verklaard. De verzoekers stelden dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van de uitspraak rechtvaardigden.

De Raad van State heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de relevante bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name artikel 8:88, dat de voorwaarden voor herziening van een uitspraak uiteenzet. De Raad oordeelde dat het verzoek om herziening meer dan negen maanden na de oorspronkelijke uitspraak was ingediend, wat als onredelijk laat werd beschouwd. Er waren geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die deze vertraging konden rechtvaardigen.

Op basis van deze overwegingen heeft de Raad van State het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing werd genomen in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 3 april 2013. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat de verzoekers de kosten van de procedure niet vergoed krijgen.

Uitspraak

201211420/1/V2.
Datum uitspraak: 3 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) op het verzoek van:
[vreemdeling A] en [vreemdeling B],
verzoekers,
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2011 in zaak nr. 201103180/1/V2.
Procesverloop
Bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 7 december 2012, hebben verzoekers de Afdeling verzocht de uitspraak van 20 februari 2012 in zaak nr. 201103180/1/V2, waarbij hun hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 8 maart 2011 ongegrond is verklaard, te herzien.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet op dit geding van toepassing blijft.
2. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb kan een gedane uitspraak op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de rechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. Het verzoek is ruim negen maanden na de uitspraak ingediend. Nu ter zake geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld, is dat onredelijk laat. Voor dit oordeel is aansluiting gezocht bij artikel 6:12, eerste en derde lid, van de Awb, waarin is bepaald dat een bezwaar of beroep dat niet aan een termijn is gebonden, niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien het onredelijk laat is ingediend.
4. Het verzoek is om die reden niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Bosma
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2013
572-681.