ECLI:NL:RVS:2013:BZ8422

Raad van State

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201207729/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhaving bouwverzoek Dordrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 6 juli 2012. Appellanten hebben een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen het bouwen op een perceel in Dordrecht, maar dit verzoek is door het college van burgemeester en wethouders op 4 november 2010 afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van appellanten ongegrond bij besluit van 24 maart 2011. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 6 juli 2012 het beroep van appellanten tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellanten zijn het hier niet mee eens en hebben hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 12 maart 2013 hebben appellanten, bijgestaan door drs. S.A.N. Geerling, hun standpunt toegelicht. Het college werd vertegenwoordigd door mr. J.E. Ossewaarde. Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, omdat er in afwijking van de verleende bouwvergunning is gebouwd. Ze stellen dat de bouwtekeningen die bij de vergunning zijn ingediend, een glazen scheidingswand bevatten, terwijl deze niet zichtbaar is op de gewijzigde bouwtekening.

De Raad van State overweegt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de scheidingswand geen onderdeel uitmaakt van de verleende vergunningen, omdat de gewijzigde bouwtekeningen zijn goedgekeurd. De Raad concludeert dat appellanten niet op de hoogte zijn gebracht van deze wijziging, maar dat dit niet afdoet aan de rechtskracht van de vergunningen. Het hoger beroep van appellanten wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201207729/1/A1.
Datum uitspraak: 24 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te Dordrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 6 juli 2012 in zaak nr. 11/535 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2010 heeft het college een verzoek van [appellanten] om handhavend tegen het bouwen op het perceel [locatie] te Dordrecht op te treden afgewezen.
Bij besluit van 24 maart 2011 heeft het het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Deza Participaties BV een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2013, waar [appellanten], bijgestaan door drs. S.A.N. Geerling, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.E. Ossewaarde, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellanten] betogen dat de rechtbank, door te overwegen dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden, heeft miskend dat in afwijking van de bij besluit van 13 april 2006 verleende bouwvergunning eerste fase is gebouwd. Daartoe voeren zij aan dat op de bij die vergunning behorende bouwtekening een glazen scheidingswand is ingetekend. Dat op de bouwtekening, behorend bij de bij besluit van 5 oktober 2007 verleende bouwvergunning tweede fase, geen glazen scheidingswand zichtbaar is, leidt volgens hen niet tot een andere conclusie, nu zij niet van de wijziging van de bouwtekening op de hoogte zijn gebracht en ook niet op deze wijziging bedacht hoefden te zijn, zodat in zoverre sprake is van onzorgvuldige besluitvorming. Voorts is de glazen scheidingswand nodig om strijd met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek te voorkomen en krachtens artikel 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening de vereiste vrijstelling te kunnen verlenen, aldus [appellanten].
2. Bij het besluit van 13 april 2006 heeft het college aan Deza Participaties B.V. reguliere bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van een woongebouw met commerciële ruimte op de begane grond op het perceel. De scheidingswand maakte onderdeel uit van de bij de aanvraag ingediende bouwtekeningen. Na het verlenen van de bouwvergunning eerste fase heeft Deza Participaties B.V. gewijzigde bouwtekeningen ingediend. Bij brief van 26 maart 2007 heeft het college haar medegedeeld dat de ingediende gewijzigde bouwtekeningen onderdeel zijn geworden van de bij het besluit van 13 april 2006 verleende vergunning. Op de gewijzigde bouwtekening is de scheidingswand niet aangebracht. Bij besluit van 5 oktober 2007 heeft het college voor het bouwplan reguliere bouwvergunning tweede fase verleend. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de scheidingswand, gelet op de gewijzigde bouwtekening, geen onderdeel uitmaakt van de bij de besluiten van 13 april 2006 en 5 oktober 2007 verleende vergunningen. Dat [appellanten], als gesteld, niet op de hoogte zijn gebracht van de wijziging doet er, hoe begrijpelijk hun gevoel misleid te zijn wellicht ook is, niet aan af dat de vergunningen in rechte onaantastbaar zijn. De rechtbank heeft het college dan ook terecht niet bevoegd geacht om handhavend op te treden, als door [appellanten] verzocht. Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2013
407-712.