ECLI:NL:RVS:2013:BZ8420

Raad van State

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201201738/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Egmond aan Zee Centrum en Boulevard

Op 15 mei 2012 heeft de raad van de gemeente Bergen het bestemmingsplan "Egmond aan Zee Centrum en Boulevard" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verschillende appellanten, waaronder bewoners en de Vereniging van Eigenaars "Atlantis", beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 maart 2013 behandeld. De appellanten betogen onder andere dat de bestemmingen voor hun percelen niet in overeenstemming zijn met de eerder gemaakte afspraken en dat de raad niet zorgvuldig heeft gehandeld bij de vaststelling van het plan. De Afdeling heeft geoordeeld dat het beroep van [appellant sub 4] niet-ontvankelijk is, terwijl de beroepen van [appellant sub 2] en [appellante sub 6] geheel en het beroep van [appellant sub 1] gedeeltelijk gegrond zijn. De Afdeling heeft het besluit van de raad vernietigd voor verschillende plandelen, waaronder de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" voor het strandpaviljoen Bad Noord en de bestemming "Groen" voor een perceel. De raad is opgedragen om binnen 16 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen in de uitspraak. De beroepen van de Vereniging van Eigenaars en andere appellanten zijn ongegrond verklaard. De raad is veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan [appellant sub 1].

Uitspraak

201201738/1/R1.
Datum uitspraak: 24 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Egmond aan Zee, gemeente Bergen,
2. [appellant sub 2], wonend te Egmond aan Zee, gemeente Bergen,
3. de vereniging Vereniging van Eigenaars "Atlantis", Boulevard (Noord) [nummers], gevestigd te Egmond aan Zee, gemeente Bergen,
4. [appellant sub 4], wonend te Egmond aan Zee, gemeente Bergen,
5. [appellante sub 5], wonend te Eersel,
6. [appellante sub 6], gevestigd te Heemskerk,
7. [appellante sub 7], gevestigd te Tricht, gemeente Geldermalsen,
en
de raad van de gemeente Bergen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Egmond aan Zee Centrum en Boulevard" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], de Vereniging van Eigenaars, [appellant sub 4], [appellante sub 5], [appellante sub 6] en [appellante sub 7], beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellante sub 5] heeft haar zienswijze daarop naar voren gebracht.
[appellant sub 4] en [appellante sub 6] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 maart 2013, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. L.T. van Eyck van Heslinga, advocaat te Alkmaar, de Vereniging van Eigenaars, vertegenwoordigd door mr. K.D.C. Schemkes, advocaat te Tiel, [appellant sub 4], [appellante sub 5], bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, [appellante sub 6], vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellante sub 7], vertegenwoordigd door mr. ir. A. van Kessel, en de raad, vertegenwoordigd door S.J. van Dam en mr. D.E. Minkman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen heeft de Vereniging van Eigenaars ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
Overwegingen
Ontvankelijkheid
1. Het beroep van [appellant sub 4] is gericht tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Wonen-1" voor het perceel [locatie 1]. Dit beroep steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro, zoals dit luidde ten tijde van belang, gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, regels of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij ter zake geen zienswijze naar voren heeft gebracht.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellant sub 4] gestelde omstandigheid dat hij wegens ziekte zelf geen kennis kon nemen van het ontwerpplan dat ter inzage is gelegd en aan anderen heeft gevraagd de bestemming voor zijn perceel te controleren, welke anderen hem hebben medegedeeld dat aan zijn perceel de bestemming "Gemengd - 1" zou zijn toegekend. Hiertoe wordt overwogen dat deze aan [appellant sub 4] gedane mededeling niet juist was, nu vaststaat dat in het ontwerpplan de bestemming "Wonen - 1" aan het perceel was toegekend. Deze onjuiste mededeling dient voor rekening van [appellant sub 4] te komen, nu het op zijn weg lag afdoende maatregelen te treffen ten behoeve van de behartiging van zijn belangen.
Het beroep van [appellant sub 4] is niet-ontvankelijk.
Intrekkingen
2. Ter zitting heeft [appellante sub 6] haar beroepsgronden, met uitzondering van de beroepsgrond dat de gestapelde verblijfsrecreatieve appartementen op het perceel Boulevard 72 ten onrechte niet als zodanig zijn bestemd, ingetrokken.
Het plan
3. Het plan voorziet in een actualisatie van de voorheen geldende planologische regimes voor het centrum van Egmond aan Zee, inclusief het strand en de aangrenzende boulevard. Het plan is grotendeels consoliderend van aard.
Het beroep van [appellant sub 1]
4. [appellant sub 1] richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" en de maatvoeringsaanduiding "maximum oppervlakte (m2) = 612" voor de gronden ter plaatse van haar strandpaviljoen Bad Noord ter hoogte van het perceel Boulevard Noord 69. Zij betoogt dat het te bebouwen oppervlak ten behoeve van haar strandpaviljoen moet worden verruimd tot 634 m², gelet op het door de raad gehanteerde uitgangspunt dat een maximaal te bebouwen oppervlak wordt toegekend dat bestaat uit het oppervlak van de in 2007 aanwezige bebouwing - hetgeen in het geval van strandpaviljoen Bad Noord 528 m² was - inclusief een uitbreidingsmogelijkheid van twintig procent met een maximum van 750 m².
4.1. De raad stelt dat bij wijze van omissie niet de aanduiding "maximum oppervlakte (m2) = 634" aan de gronden is toegekend. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft het plandeel met de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" voor de gronden ter plaatse van strandpaviljoen Bad Noord is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de hierna: Awb te worden vernietigd.
Het beroep van [appellant sub 1] is in zoverre gegrond.
5. [appellant sub 1] richt zich voorts tegen het plandeel met de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" en de aanduiding "maximum aantal strandhuisjes = 104" voor de gronden naast haar strandpaviljoen Bad Noord. Zij betoogt dat de strook grond waaraan de aanduiding is toegekend, ten onrechte niet doorloopt tot aan het meest noordelijk gelegen strandpaviljoen De Tropen. Hiertoe stelt zij onder meer dat haar strandcabines in de bestaande situatie ook worden geplaatst op een strook grond die doorloopt tot aan strandpaviljoen De Tropen. Verder voert zij aan dat ten onrechte niet de mogelijkheid is toegekend voor de plaatsing van 110 strandcabines.
5.1. De raad stelt dat het gemeentelijk beleid als beschreven in de "Strandnota 2008" erop is gericht verruiming van het aantal strandcabines tegen te gaan. Hij heeft daarom de door [appellant sub 1] gewenste mogelijkheid voor de plaatsing van zes extra strandcabines ten opzichte van het aantal dat op basis van een huurovereenkomst tussen [appellant sub 1] en de gemeente Bergen is overeengekomen, niet toegekend.
5.2. Blijkens de verbeelding is aan de gronden naast strandpaviljoen Bad Noord de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" en de aanduiding "maximaal aantal strandhuisjes = 104" toegekend.
Ingevolge artikel 13, lid 13.2, aanhef en onder f, van de planregels mag op deze gronden worden gebouwd en geldt de regel dat het aantal strandcabines ten hoogste bedraagt het met de aanduiding "maximum aantal strandcabines" aangegeven aantal per aanduidingsvlak.
5.3. In de "Strandnota 2008" staat dat voor strandcabines geldt dat uitbreiding van het aantal en de omvang daarvan niet is toegestaan. Dit is om het open(bare) karakter van het strand te behouden.
5.4. De raad stelt dat bij wijze van omissie het vlak met de aanduiding "maximaal aantal strandhuisjes = 104" niet doorloopt tot aan strandpaviljoen De Tropen. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft het plandeel met de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" in het verlengde van de gronden van het vlak met de aanduiding "maximaal aantal strandhuisjes = 104" naast strandpaviljoen Bad Noord tot aan strandpaviljoen De Tropen is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is ook in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient ook in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
5.5. De raad heeft besloten om de plaatsing van 104 strandcabines, zoals overeengekomen in de huurovereenkomst tussen [appellant sub 1] en de gemeente Bergen, mogelijk te maken op de gronden naast strandpaviljoen Bad Noord. Deze keuze is in overeenstemming met het beleid in de "Strandnota 2008" dat hiervoor in 5.3 is weergegeven. [appellant sub 1] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de raad ten aanzien van haar niet aan zijn beleid heeft kunnen vasthouden. De stelling van [appellant sub 1] ter zitting dat het toestaan van 110 strandcabines in overeenstemming is met nieuw gemeentelijk beleid inzake het strand, is hiervoor onvoldoende. Hiertoe wordt overwogen dat de raad ter zitting heeft verklaard dat de besluitvorming over dit nieuwe beleid ten tijde van de vaststelling van het plan niet was afgerond, zodat de "Strandnota 2008" het relevante beleidskader is. Het beroep is in zoverre ongegrond. Overigens heeft de raad ter zitting verklaard dat hij bereid is te bezien in hoeverre in een herziening van het plan alsnog medewerking kan worden verleend aan een verruiming van het maximale aantal strandhuisjes tot 110.
5.6. In hetgeen [appellant sub 1] voor het overige heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellant sub 1] is voor het overige ongegrond.
6. [appellant sub 1] heeft de Afdeling in haar beroepschrift gevraagd om toepassing van de bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51a van de Awb dan wel om zelfvoorziend de maatvoeringsaanduiding op de verbeelding aan te passen. Hieromtrent wordt overwogen dat de Afdeling, gelet op de rechtszekerheid en de belangen van derden, de verbeelding niet zelfvoorziend zal wijzigen. De Afdeling ziet in dit geval voorts geen aanleiding om met toepassing van de bestuurlijke lus de raad de zorgvuldigheidsgebreken te laten herstellen, omdat de raad ter zitting heeft aangegeven dat hij reeds voornemens is ten behoeve van deze en andere gebreken een herziening van het plan vast te stellen. De Afdeling zal daartoe een termijn stellen.
Het beroep van [appellant sub 2]
7. [appellant sub 2] betoogt dat het plan voor haar perceel [locatie 2] is vastgesteld in strijd met de toezegging in de zienswijzennota dat het achtererf, behorend bij de woning, in overeenstemming met de bestaande situatie zou worden bestemd als "Wonen" en niet als "Groen".
7.1. De raad stelt dat bij wijze van omissie aan een gedeelte van het perceel [locatie 2] de bestemming "Groen" in plaats van "Wonen" is toegekend. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft het plandeel met de bestemming "Groen" voor het perceel [locatie 2] is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
Het beroep van de Vereniging van Eigenaars
8. De Vereniging van Eigenaars richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Gemengd - 2" voor het gedeelte van het perceel Boulevard 11 waar het maatvoeringsvlak met een maximale goot- en bouwhoogte van 16 m onderscheidenlijk 13 m, in het vastgestelde plan 1,5 m in westelijke richting is verschoven ten opzichte van het ontwerpplan. Zij betoogt dat aan deze wijziging geen motivering ten grondslag ligt. Verder betoogt zij dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de appartementen in het naastgelegen complex Atlantis daardoor aanzienlijk zal verslechteren. Hiertoe stelt zij dat de balkons van het nieuw te bouwen appartementencomplex dat op het perceel Boulevard 11 is voorzien, zullen uitsteken over de voorgevelrooilijn van het complex Atlantis. Zij vreest voor een vermindering van daglichttoetreding en uitzicht. Verder wijst zij op privacyvermindering ter plaatse van de balkons van het complex Atlantis. Ook vreest zij voor een waardevermindering van de appartementen in het complex Atlantis. Ten slotte acht zij de nieuwbouw in strijd met de gemeentelijke welstandsnota.
8.1. Blijkens de verbeelding is aan het gedeelte van het perceel Boulevard 11 de bestemming "Gemengd - 2" toegekend met de maatvoeringsaanduidingen "maatvoeringsvlak" en "maximale goot- en bouwhoogte 16 m en 13 m".
8.2. Wat betreft de motivering van de wijziging bij de vaststelling van het plan staat in de "Oplegnotitie bij bestemmingsplan Egmond aan Zee" (hierna: Oplegnotitie) van 2 februari 2012 dat het voornemen bestaat om de huidige bebouwing te slopen en ter plaatse een nieuw appartementencomplex te realiseren. Voorts is vermeld dat de maatschap Noordwest in haar zienswijze heeft verzocht de voorgevelrooilijn van Boulevard 11 naar voren te verplaatsen met 1,5 m. Hoewel dit in de reactie op de zienswijze aanvankelijk is geweigerd, is naar aanleiding van deze zienswijze de locatie ter plaatse bekeken door een wethouder en een ambtenaar. Daaruit is gebleken dat de voorgevelrooilijn 2 m verschilt ten opzichte van het complex Atlantis. Vermeld is dat de bereidheid bestaat de voorgevelrooilijn 1,5 m naar voren te verplaatsen. Verder is vermeld dat de voorgevelrooilijn van Boulevard 10 blijft gehandhaafd. Zo ontstaat een geleidelijke overgang van het complex Atlantis naar de naastliggende percelen Boulevard 11 en Boulevard 10. Hiermee ontstaat een beter straatbeeld, zo staat in de "Oplegnotitie".
8.3. Gelet op hetgeen hiervoor in 8.2 is vermeld acht de Afdeling - anders dan de Vereniging van Eigenaars betoogt - duidelijk waarom de raad bij de vaststelling van het plan heeft besloten het maatvoeringsvlak 1,5 m te verplaatsen in westelijke richting. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit in zoverre is vastgesteld in strijd met het motiveringsbeginsel.
8.4. De Afdeling is voorts van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat in de vorm van een vermindering van privacy, een aantasting van het uitzicht dan wel een vermindering van daglichttoetreding ter plaatse van de appartementen in het complex Atlantis als gevolg van uitstekende balkons van het nieuwbouwcomplex die zullen worden gesitueerd op een andere hoogte dan de balkons van het complex Atlantis. Hierbij heeft hij in aanmerking kunnen nemen dat de voorziene bebouwing op het perceel Boulevard 11 naast het appartementencomplex is voorzien, zodat het zicht van de bewoners vanuit hun appartement en de mate van daglichttoetreding in de appartementen slechts in beperkte mate zullen verminderen. Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een dusdanige vermindering van privacy dat daaraan in de belangenafweging een groter gewicht had moeten worden toegekend. Daarbij heeft hij van belang kunnen achten dat geen sprake is van een ongebruikelijke wijze van bouwen aan de boulevard. Voorts heeft hij van belang kunnen achten dat een woonsituatie vrij van inkijk in stedelijk gebied niet kan worden gegarandeerd.
Verder wordt overwogen dat in een bestemmingsplan in beginsel geen welstandseisen worden opgenomen. Of een gebouw of bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand wordt getoetst in de procedure met betrekking tot een aan te vragen omgevingsvergunning. Het bezwaar van de Vereniging van Eigenaars dat sprake is van strijd met de gemeentelijke welstandsnota kan derhalve niet in deze procedure, maar in de procedure met betrekking de omgevingsvergunning aan de orde komen.
8.5. Wat de eventuele nadelige invloed van het plandeel op de waarde van de appartementen van de Vereniging van Eigenaars betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plandeel aan de orde zijn.
8.6. In hetgeen de Vereniging van Eigenaars heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de Vereniging van Eigenaars is ongegrond.
Het beroep van [appellante sub 5]
9. Voor zover het betoog van [appellante sub 5] ter zitting zich richt tegen de wijzigingen in het vastgestelde plan ten opzichte van het ontwerpplan wat betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - 2" voor haar perceel Boulevard 73, wordt overwogen dat dit plandeel niet gewijzigd is vastgesteld. Dit betoog mist feitelijke grondslag.
10. [appellante sub 5] richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Wonen - 2" en de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 2", voor zover op het perceel Boulevard 72 twee recreatiewoningen zijn toegestaan. Zij acht dit niet in overeenstemming met de plansystematiek dat per perceel één recreatiewoning wordt toegestaan. Verder acht zij dit in strijd met het gemeentelijke beleid dat slechts met vergunning gebouwde recreatiewoningen als zodanig worden bestemd.
10.1. Blijkens de verbeelding is aan het perceel Boulevard 72 de bestemming "Wonen - 2" toegekend met de aanduiding "bouwvlak", de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 2" en de bouwaanduiding "gestapeld".
Ingevolge artikel 19, lid 19.1, van de planregels zijn de voor "Wonen - 2" aangewezen gronden bestemd voor:
a. het wonen, al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
b. ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning": een recreatiewoning;
[…].
Ingevolge lid 19.2.1:
b. is per bouwvlak ten hoogste één woning toegestaan;
c. zijn in afwijking van het bepaalde onder b ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" gestapelde woningen toegestaan;
d. is ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning" per bouwperceel ten hoogste één recreatiewoning toegestaan, tenzij anders is aangeduid;
e. zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 2" per bouwperceel twee recreatiewoningen toegestaan.
10.2. Ter zitting is vast komen te staan dat voor het oprichten van één recreatiewoning een bouwvergunning is verleend en dat voor de andere woning het recreatief gebruik op de bovenste etage is vergund. Het recreatieve gebruik wat betreft één van de woningen is derhalve geheel en wat betreft de andere woning gedeeltelijk legaal. Met betrekking tot legaal gebruik staat voorop dat dit in beginsel, gelet op de rechtszekerheid, als zodanig dient te worden bestemd. Dit uitgangspunt kan onder meer uitzondering vinden indien een dienovereenkomstige bestemming op basis van nieuwe inzichten niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen. De raad stelt zich op het standpunt dat hiervan geen sprake is en dat hij het bestaande legale gebruik derhalve als zodanig heeft kunnen bestemmen. [appellante sub 5] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven voor het oordeel dat dit standpunt van de raad onredelijk is.
Met betrekking tot het gebruik van de benedenverdieping van één van de woningen voor recreatieve doeleinden staat vast dat dit bestaand gebruik in strijd met de bestemming in het vorige bestemmingsplan is aangevangen. De Afdeling overweegt dat het als zodanig bestemmen van bestaand gebruik dat illegaal onder het vorige plan is aangevangen, onder omstandigheden gerechtvaardigd kan zijn. Het standpunt van de raad dat het bestaande recreatieve gebruik van de benedenverdieping als zodanig dient te worden bestemd omdat het - gelet op de plansystematiek - gebruikelijk is een recreatiewoning in zijn geheel als zodanig te bestemmen, acht de Afdeling niet onredelijk. Wat betreft het betoog van [appellante sub 5] dat dit leidt tot extra overlast, wordt overwogen dat zij dit betoog niet nader heeft onderbouwd. Derhalve faalt dit. Voorts wordt geen aanleiding gezien voor het oordeel dat sprake is van strijd met het gemeentelijk beleid - wat daar ook van zij - dat slechts met vergunning gebouwde recreatiewoningen als zodanig worden bestemd. Zoals hiervoor is vermeld is het recreatief gebruik immers in overwegende mate vergund. [appellante sub 5] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het door haar bedoelde beleid niet toelaat dat een gedeelte van een recreatiewoning dat zonder vergunning is gebouwd niet mag worden gelegaliseerd.
11. [appellante sub 5] richt zich voorts tegen het plandeel met de bestemming "Wonen - 2" en de aanduiding "gestapeld" voor het perceel Boulevard 72, voor zover gestapelde woningen zijn toegestaan. Zij acht een gebouw met gestapelde woningen niet in overeenstemming met de plansystematiek dat per perceel één woning wordt toegestaan. Verder acht zij gestapelde woningen niet passend in de omgeving. Zij vreest voor overlast ter plaatse van nabijgelegen woonpercelen, temeer nu op het perceel Boulevard 72 ook nog twee recreatiewoningen zijn toegestaan. Verder betoogt zij dat hiervoor onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Zij vreest ten slotte voor een waardevermindering van de woning op haar perceel.
11.1. De raad stelt dat het vorige plan "Boulevard" van 28 juni 1993 op het perceel gestapelde verblijfsrecreatieve woningen in het hoofdgebouw mogelijk maakte. Hij heeft de mogelijkheid voor gestapelde woningen in het voorliggende plan toegekend, zodat de bestaande rechten van [appellante sub 6] gehandhaafd blijven.
11.2. Blijkens de plankaart van het vorige bestemmingsplan "Boulevard" van 28 juni 1993 was aan het perceel Boulevard 72 de bestemming "Woondoeleinden" toegekend.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de planvoorschriften van dat plan waren de gronden op de kaart aangewezen voor "Woondoeleinden" bestemd voor het wonen en pensions, alsmede voor het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen, mits de woonfunctie blijft prevaleren.
Ingevolge het tweede lid mogen op deze gronden ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. woningen en pensions;
b. bijgebouwen, aan- of uitbouwen en zomerhuizen;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ingevolge artikel 1, twaalfde lid, was een hotel en/of pension een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met de in het tiende lid genoemde activiteiten.
11.3. Vaststaat dat het bestaande gebouw met gestapelde woningen onder het voorgaande plan gelegaliseerd kon worden door alsnog een vergunning te verlenen. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwwerk in beginsel paste in een goede ruimtelijke ordening. [appellante sub 5] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven voor het oordeel dat in het kader van het voorliggende plan niet langer sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot het betoog dat sprake is van strijd met de plansystematiek dat per perceel slechts één woning wordt toegestaan, heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat dit uitgangspunt niet geldt indien sprake is van bestaande rechten op grond van het vorige bestemmingsplan. De Afdeling acht dit niet onredelijk. Wat betreft het aspect parkeren wordt overwogen dat de raad en [appellante sub 6] ter zitting onweersproken hebben verklaard dat aan de eis in de bouwverordening kan worden voldaan dat voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet hoeft te worden gevreesd voor parkeeroverlast. Voor zover
[appellante sub 5] betoogt dat moet worden gevreesd voor andere vormen van overlast, wordt overwogen dat zij deze vrees niet nader heeft onderbouwd. Reeds hierom faalt dit betoog.
11.4. Wat de eventuele nadelige invloed van het plandeel op de waarde van het perceel van [appellante sub 5] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plandeel aan de orde zijn.
11.5. In hetgeen [appellante sub 5] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellante sub 5] is ongegrond.
Het beroep van [appellante sub 6]
12. [appellante sub 6] richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Wonen - 2" voor het perceel Boulevard 72, voor zover de bestaande verblijfsrecreatieve appartementen in het hoofdgebouw niet als zodanig zijn bestemd.
12.1. De raad stelt dat de verblijfsrecreatieve appartementen bij wijze van omissie niet als zodanig zijn bestemd. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - 2" voor het perceel Boulevard 72 is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
Het beroep van [appellante sub 7]
13. [appellante sub 7] is eigenaresse van het appartement aan de [locatie 3]. Zij richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Gemengd - 2" en de functieaanduiding "discotheek" voor de locatie aan het Pompplein, voor zover ter plaatse een discotheek is toegestaan. [appellante sub 7] acht dit niet passend in de woonomgeving. Zij vreest voor geluidsoverlast, veroorzaakt door bezoekers die bij het bezoeken en verlaten van de discotheek luidruchtig over de Kennedyboulevard zullen lopen. Verder betoogt zij dat een discotheek niet verenigbaar is met de zogenoemde "ecobeach" projecten die in de omgeving zijn ingezet. Het toestaan van een discotheek is volgens haar evenmin verenigbaar met het beleid dat zware horeca moet worden geconcentreerd in het centrum van het dorp en niet in een woonwijk.
13.1. Blijkens de verbeelding is aan het perceel de bestemming "Gemengd - 2" toegekend met de aanduiding "discotheek".
Ingevolge artikel 7, lid 7.1, van de planregels zijn de voor "Gemengd - 2" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wonen, al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, uitsluitend op de verdiepingen en ter plaatse van de aanduiding "wonen" tevens op de begane grond;
b. horeca uit ten hoogste categorie 2 uit de Staat van Horeca-activiteiten[…];
c. ter plaatse van de aanduiding "discotheek": tevens een discotheek/dancing uit ten hoogste categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
[…].
Ingevolge de Staat van Horeca-activiteiten, wordt verstaan onder categorie 2 "middelzware horeca": bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor de omgeving kunnen veroorzaken:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Ingevolge de Staat van Horeca-activiteiten, wordt verstaan onder categorie 3 "zware horeca": bedrijven die voor een goed functioneren ook ’s nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich kunnen brengen:
- […];
- discotheek;
- […].
13.2. De raad stelt dat hij een discotheek mogelijk heeft gemaakt, omdat in het voorheen geldende bestemmingsplan "Kennedyboulevard" ook de mogelijkheid was toegekend voor het oprichten van een discotheek en het voorliggende plan een conserverend karakter heeft. Verder stelt hij zich op het standpunt dat vanwege de discotheek geen sprake zal zijn van hinder ter plaatse van het appartement aan de [locatie 3].
13.3. Voor zover de raad zich op het standpunt stelt dat het vorige bestemmingsplan voorzag in vergelijkbare mogelijkheden met betrekking tot de realisering van een discotheek, overweegt de Afdeling dat in het kader van het nu voorliggende plan alle betrokken belangen behoren te worden afgewogen, waarbij wordt bezien in hoeverre de plandelen in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening.
Vaststaat dat het appartement aan de [locatie 3] is gelegen op ongeveer 60 m afstand van de locatie waarop in het plan een discotheek is voorzien. Voor zover [appellante sub 7] vreest voor geluidhinder van muziek die in de discotheek wordt afgespeeld, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat daarvan op een afstand van ongeveer 60 m geen sprake zal zijn. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat dit in het deskundigenbericht is bevestigd. De raad heeft zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse van het appartement aan de Kennedyboulevard geen sprake zal zijn van ernstige geluidsoverlast van bezoekers die bij het bezoeken en verlaten van de discotheek over de Kennedyboulevard zullen lopen. Hierbij wordt in aanmerking genomen de toelichting van de raad dat de routes van aankomende en vertrekkende bezoekers van een eventueel te vestigen discotheek niet langs het appartement lopen, hetgeen in het deskundigenbericht is bevestigd. [appellante sub 7] heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Wat betreft de beroepsgrond dat sprake is van strijd met het gemeentelijk beleid dat zware horeca moet worden geconcentreerd in het centrum en niet in een woonwijk, heeft de raad ter zitting toegelicht dat de hier aan de orde zijnde gronden moeten worden aangemerkt als onderdeel van het horecacluster aan de westzijde van het centrum van Egmond waar horeca volgens de horecanota is toegelaten. De Afdeling acht deze toelichting niet onjuist. [appellante sub 7] heeft ten slotte niet aannemelijk gemaakt dat een discotheek niet verenigbaar is met de zogenoemde "ecobeach" projecten die in de omgeving zijn ingezet.
13.4. In hetgeen [appellante sub 7] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de [appellante sub 7] is ongegrond.
Opdracht
14. De Afdeling ziet aanleiding om de raad op te dragen een nieuw besluit te nemen voor de vernietigde plandelen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
Proceskosten
15. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellant sub 1] te worden veroordeeld. Ten aanzien van de Vereniging van Eigenaars, [appellant sub 4], [appellante sub 5] en [appellante sub 7] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Ten aanzien van [appellant sub 2] en [appellante sub 6] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 4] niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en [appellante sub 6] geheel, en het beroep van [appellant sub 1] handelend onder de naam Strandpaviljoen Bad Noord, gedeeltelijk gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Bergen van 15 mei 2012, voor zover het betreft:
a. het plandeel met de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" voor de gronden ter plaatse van strandpaviljoen Bad Noord;
b. het plandeel met de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" in het verlengde van de gronden van het vlak met de aanduiding "maximaal aantal strandhuisjes = 104" naast strandpaviljoen Bad Noord tot aan strandpaviljoen De Tropen;
c. het plandeel met de bestemming "Groen" voor het perceel [locatie 2];
d. het plandeel met de bestemming "Wonen - 2" voor het perceel Boulevard 72;
IV. draagt de raad van de gemeente Bergen op om binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
V. verklaart de beroepen van de vereniging Vereniging van Eigenaars "Atlantis", Boulevard (Noord) [nummers], [appellante sub 5] en [appellante sub 7] geheel en het beroep van [appellant sub 1] voor het overige ongegrond;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente Bergen tot vergoeding van bij:
- [appellant sub 1] handelend onder de naam Strandpaviljoen Bad Noord in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 975,08 (zegge: negenhonderdvijfenzeventig euro en acht cent), waarvan € 31,08 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat de raad van de gemeente Bergen aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
a. € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) voor [appellant sub 1] handelend onder de naam Strandpaviljoen Bad Noord;
b. € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) voor [appellant sub 2];
c. € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) voor [appellante sub 6]
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Priem
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2013
646.