201207366/1/A1.
Datum uitspraak: 24 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te 's-Gravenzande, gemeente Westland,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter 's-Gravenhage van 20 juli 2012 in zaken nrs. 12/5100, 12/4645, 12/5427 en 12/5425 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Westland.
Bij onderscheidene besluiten van 27 april 2012 heeft het college aan [belanghebbende] voor een periode van vijf jaar omgevingsvergunningen verleend voor, voor zover thans van belang, het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan ten behoeve van het tijdelijk plaatsen van woonunits voor arbeidsmigranten op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te 's-Gravenzande.
Bij uitspraak van 20 juli 2012 heeft de voorzieningenrechter het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 maart 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door H.D. Verhey en G.P.J.M. Thiebou-van der Voort, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
1. De bouwplannen voor de percelen [locatie 1] en [locatie 2] voorzien in de bouw van woonunits ten behoeve van de huisvesting van 20 onderscheidenlijk 6 arbeidsmigranten.
2. De bouwplannen zijn in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied ‘s-Gravenzande" en de "Parapluherziening bestemmingsplannen buitengebied Westland". Het college heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, gelezen in verbinding met het tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor de bouwplannen omgevingsvergunningen verleend.
3. [appellante] betoogt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het college de omgevingsvergunningen voor de bouwplannen in redelijkheid niet heeft kunnen verlenen. Zij voert daartoe aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte in aanmerking heeft genomen dat in de loodsen bij het bedrijf van [belanghebbende] reeds langere tijd arbeidsmigranten zijn gehuisvest en op grond daarvan heeft overwogen dat het niet aannemelijk is dat de realisering van de woonunits leidt tot toename van het aantal verkeersbewegingen. Verder voert [appellante] aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte niet bij zijn uitspraak heeft betrokken dat het college niet is nagegaan wat de gevolgen zijn voor het woon-en leefklimaat van de bewoners door het gebruik van schadelijke stoffen in kassen die op minder dan 10 m staan van de woonunits.
3.1. Niet in geschil is dat het in strijd met het bestemmingsplan was dat reeds langere tijd in bedoelde loodsen arbeidsmigranten waren gehuisvest. Voor een beoordeling van de gevolgen van een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan dient een vergelijking te worden gemaakt met de situatie waarin niet wordt afgeweken van het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft dit miskend door een vergelijking te maken met de reeds bestaande met het bestemmingsplan strijdige situatie.
Het betoog is terecht voorgedragen. Dit leidt echter niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak nu de beslissing van de rechtbank, gelet op het hierna volgende, juist is.
3.2. Ter zitting is gebleken dat [appellante] een toename van het verkeer uitsluitend onaanvaardbaar acht vanwege de gevolgen voor de verkeersveiligheid ter plaatse, doordat de arbeidsmigranten harder rijden dan de maximaal toegestane 30 km/u. De handhaving van de maximumsnelheid is echter een aspect dat niet bij deze procedure kan worden betrokken. Het college heeft derhalve in de verkeersbewegingen ten gevolge van de bouwplannen geen grond hoeven zien om de gevraagde vergunningen te weigeren.
Voor zover [appellante] betoogt dat uit een door [belanghebbende] geplaatste advertentie kan worden afgeleid dat de woonunits door andere arbeidsmigranten dan in dienst van het bedrijf van [belanghebbende] worden bewoond, wordt overwogen dat dit in een handhavingsprocedure aan de orde kan komen. In een bijlage die onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunningen is het voorschrift opgenomen dat de arbeidsmigranten welke op onderhavige locatie worden gehuisvest uitsluitend werknemers betreffen welke op onderhavige bedrijfslocatie werkzaam zijn.
3.3. Gelet op het beroepschrift en het verhandelde ter zitting bij de voorzieningenrechter, heeft de voorzieningenrechter het betoog omtrent de afstand tussen de kassen en de woonunits kunnen beperken tot de vraag of aannemelijk is dat voor deze kassen een vergunning kan worden verkregen en daarmee aan de milieunormen kan worden voldaan.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2013