ECLI:NL:RVS:2013:BZ8414

Raad van State

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201206351/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • J. Wieland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag en bezwaarprocedure

In deze zaak gaat het om de herziening van de kinderopvangtoeslag die aan [appellante] was toegekend. De Belastingdienst/Toeslagen heeft op 23 juni 2009 een voorschot van € 23.983,00 vastgesteld. Later, op 2 september 2010, verklaarde de Belastingdienst het bezwaar van [appellante] tegen dit besluit ongegrond en stelde het voorschot op nihil. Dit leidde tot een reeks van besluiten en rechtszaken, waarbij de rechtbank Roermond op 31 mei 2012 het beroep van [appellante] tegen het besluit van 2 september 2010 niet-ontvankelijk verklaarde en het beroep tegen het besluit van 19 oktober 2011 gegrond verklaarde, maar het bezwaar tegen het besluit van 23 juni 2009 niet-ontvankelijk verklaarde.

[Appellante] ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het bezwaar van [appellante] tegen het besluit van 23 juni 2009 niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad van State oordeelde dat het besluit van 19 oktober 2011, dat het bezwaar tegen het besluit van 23 juni 2009 ongegrond verklaarde, niet correct was behandeld. De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd, voor zover deze betrekking had op de herziening en nihilstelling van de kinderopvangtoeslag.

De Raad van State heeft bepaald dat het beroepschrift van [appellante] alsnog als bezwaarschrift tegen het besluit van 19 oktober 2011 moet worden behandeld door de Belastingdienst/Toeslagen. Tevens is er een beslissing genomen over de terugbetaling van het griffierecht aan [appellante]. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 24 april 2013.

Uitspraak

201206351/1/A2.
Datum uitspraak: 24 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 31 mei 2012 in zaak nr. 10/1340 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het over 2009 aan [appellante] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien op € 23.983,00 vastgesteld.
Bij besluit van 2 september 2010, aangevuld bij besluit van 18 september 2010, heeft de Belastingdienst/Toeslagen, voor zover thans van belang, het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, het voorschot op nihil gesteld en bepaald dat [appellante] het aan voorschot ontvangen bedrag moet terugbetalen.
Bij besluit van 19 oktober 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen, voor zover thans van belang, het besluit van 2 september 2010 ingetrokken, het door [appellante] tegen het besluit van 23 juni 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het aan [appellante] over het jaar 2009 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag kennelijk vastgesteld op nihil en bepaald dat [appellante] het aan voorschot ontvangen bedrag moet terugbetalen.
Bij uitspraak van 31 mei 2012 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellante] tegen het besluit van 2 september 2010 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en kennelijk het beroep tegen dat van 19 oktober 2011 gegrond, dat besluit vernietigd, voor zover de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] tegen het besluit van 23 juni 2009 gemaakte bezwaar daarbij ongegrond heeft verklaard en dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat de behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De rechtbank heeft ambtshalve overwogen dat het bezwaarschrift buiten de daarvoor gestelde termijn is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, zodat het ten onrechte niet niet-ontvankelijk is verklaard. Zij heeft het besluit van 19 oktober 2011 aangemerkt als een besluit, als bedoeld in artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en het beroep tegen het besluit van 2 september 2010 geacht mede te zijn gericht tegen dat besluit.
2. [appellante] betoogt dat zij aldus heeft miskend dat het besluit van 23 juni 2009 in rechte onaantastbaar is, nu zij het tegen dat besluit gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Gelet hierop, stond tegen het besluit van 18 september 2010 bezwaar open en heeft de rechtbank het beroepschrift tegen het besluit van 2 september 2010 ten onrechte niet aan de Belastingdienst/Toeslagen doorgestuurd om als bezwaar tegen dat besluit in behandeling te worden genomen, aldus [appellante].
2.1. Bij het besluit van 2 september 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] tegen het besluit van 23 juni 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en bepaald dat zij geen aanspraak op kinderopvangtoeslag over 2009 heeft. Bij het besluit van 18 september 2010 heeft de dienst het aan [appellante] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag op nihil gesteld en bepaald dat [appellante] het ontvangen voorschot moet terugbetalen. Aldus moeten deze besluiten worden opgevat als de samenstellende bestanddelen van het op het door [appellante] tegen het besluit van 26 juni 2009 gemaakte bezwaar genomen besluit. Gelet hierop, moet ook het besluit van 18 september 2010 bij dat van 19 oktober 2011 geacht te zijn ingetrokken. Reeds daarom heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 2 september 2010 terecht niet opgevat als tegen het besluit van 18 september 2010 gemaakt bezwaar.
Het betoog faalt.
2.2. Voor zover [appellante] heeft beoogd te betogen dat de rechtbank het beroep tegen het besluit van 2 september 2010 ten onrechte niet heeft aangemerkt als bezwaar tegen het besluit van 19 oktober 2011, wordt als volgt overwogen. Nu de rechtbank het besluit van 19 oktober 2011 heeft vernietigd, kennelijk uitsluitend voor zover daarbij het tegen het besluit van 23 juni 2009 gemaakte bezwaar ongegrond is verklaard en zij dat bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, moet dat van 19 oktober 2011, voor zover daarbij het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 is herzien en op nihil gesteld, worden aangemerkt als een besluit, waartegen bezwaar open staat.
Het betoog slaagt.
3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank het beroep mede gericht heeft geacht tegen de in het besluit van 19 oktober 2011 vervatte herziening en nihilstelling van het voorschot de kinderopvangtoeslag 2009. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroepschrift van [appellante] alsnog op de voet van artikel 6:15 van de Awb naar de Belastingdienst/Toeslagen doorsturen, opdat deze dit als bezwaarschrift tegen het besluit van 19 oktober 2011, voor zover daarbij het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 is herzien en op nihil gesteld, in behandeling neemt.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5. Er is aanleiding te gelasten dat de Secretaris van de Raad van State [appellante] het door haar gestorte griffierecht terugbetaalt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Roermond van 31 mei 2012 in zaak nr. 10/1340, voor zover de rechtbank het beroep daarbij mede gericht heeft geacht tegen de in het besluit van 19 oktober 2011 vervatte herziening en nihilstelling van het voorschot de kinderopvangtoeslag 2009;
III. verstaat dat de secretaris van de Raad van State aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 232,00 (zegge: tweehonderdtweeëndertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Wieland
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2013
502-680.