201207866/1/A1.
Datum uitspraak: 24 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante A] en [appellant B], beiden wonend te [woonplaats] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 28 juni 2012 in zaak nr. 11/2426 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Texel.
Bij besluit van 12 februari 2009, voor zover thans van belang, heeft het college geweigerd een projectbesluit te nemen om gebruik van het pand [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), gemeente Texel, als woning met beroep/bedrijf aan huis toe te staan.
Bij besluit van 27 april 2009 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De Afdeling heeft bij uitspraak van 6 april 2011 in zaak nr. 201008448/1/H1 het door [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank van 15 juli 2010, waarbij het door deze tegen het besluit van 27 april 2009 ingestelde beroep ongegrond is verklaard, ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, die uitspraak vernietigd, het beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
Bij besluit van 8 november 2011 heeft het college het door [appellant] gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en gesteld dat het geen dwangsom wegens niet tijdig nemen van een besluit op het gemaakte bezwaar verschuldigd is.
Bij uitspraak van 28 juni 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, doch slechts voor zover dat het de dwangsom betreft. Voor het overige heeft zij het kennelijk ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. drs. M.L.M. Frantzen, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en het college vertegenwoordigd door mr. C.H. Witte, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
1. Het pand is een voormalig verenigingsgebouw, genoemd 't Bondje. Op de gronden, waarop het zich bevindt, rust ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oudeschild" de bestemming "Openbare en bijzondere doeleinden, met bijbehorende erven, kategorie BD". [appellant] heeft het college verzocht om toestemming om het pand voor woondoeleinden met mogelijkheden voor beroep en bedrijf aan huis te gebruiken. Het college heeft die aanvraag onder verwijzing naar onder meer een advies van het Bureau stedelijke planning van 9 september 2011 (hierna: het advies) afgewezen, omdat naar zijn oordeel behoefte bestaat aan een gebouw voor maatschappelijke voorzieningen en het perceel daarvoor geschikt is.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college op basis van het advies niet heeft mogen concluderen dat ter plaatse behoefte bestaat aan een gebouw voor maatschappelijke activiteiten. Gelet op de onderzoeksopdracht, resultaten en conclusie, kan uit het advies slechts worden afgeleid dat in het pand maatschappelijke functies en activiteiten denkbaar zijn. Voorts heeft zij ten onrechte geen rekening gehouden met het besluit van 14 december 2011, waarbij de raad een voorstel van het college om zijn verzoek om de bestemming van het perceel te wijzigen af te wijzen en de maatschappelijke bestemming voor het perceel in stand te laten heeft verworpen, aldus [appellant].
2.1. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank hem ten onrechte niet is gevolgd in het betoog dat het college niet in redelijkheid, onder verwijzing naar het advies, heeft kunnen weigeren het verzochte projectbesluit te nemen. Niet is gesteld dat het advies zodanige gebreken vertoont, dat het college het niet aan zijn besluit ten grondslag mocht leggen. Dat uit het advies, als gesteld, slechts kan worden afgeleid dat een maatschappelijke functie en activiteit in het pand denkbaar zijn, maakt niet dat het college zich niet op het standpunt mocht stellen dat aan een dergelijke functie behoefte bestaat en ‘t Bondje daarvoor geschikt is. De raad van de gemeente Texel heeft op 14 december 2011 een voorstel van het college om de maatschappelijke bestemming voor het perceel in stand te laten verworpen. Dit maakt echter niet dat het college het niet mocht afwijzen. Het gaat daarbij om een bevoegdheid van het college. Bovendien is het raadsbesluit van 8 november 2011. Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2013