ECLI:NL:RVS:2013:BZ8381
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- J.W. Prins
- Rechtspraak.nl
Inreisverbod tegen vreemdeling vernietigd na hoger beroep
In deze zaak heeft de Raad van State op 16 april 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een inreisverbod dat door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel was opgelegd. Het inreisverbod was op 14 maart 2012 uitgevaardigd en had een duur van twee jaar. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 4 juli 2012 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling was het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de staatssecretaris de vreemdeling een inreisverbod voor de duur van twee jaren kon opleggen. De vreemdeling had aangevoerd dat de rechtbank niet had onderkend dat de staatssecretaris hem in het voornemen niet had gewezen op de mogelijkheid om individuele omstandigheden naar voren te brengen die aanleiding hadden kunnen geven om de duur van het inreisverbod te verkorten. De Raad van State heeft deze rechtsvraag eerder beantwoord in andere uitspraken, waaruit volgde dat het hoger beroep kennelijk gegrond was.
De Raad van State heeft vervolgens de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling, voor zover gericht tegen het inreisverbod, alsnog gegrond verklaard. Het besluit van 14 maart 2012, waarin het inreisverbod was opgelegd, werd vernietigd. Daarnaast werd de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 944,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van staat.