ECLI:NL:RVS:2013:BZ7727

Raad van State

Datum uitspraak
17 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201203777/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
  • A. Heinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Dorpskern Hoornaar en privaatrechtelijke belemmeringen

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Dorpskern Hoornaar" dat op 26 januari 2012 door de raad van de gemeente Giessenlanden is vastgesteld. [appellant], eigenaar van een deel van het perceel te Hoornaar, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Hij betoogt dat er een privaatrechtelijke belemmering bestaat voor de uitvoerbaarheid van het plan, omdat aan een deel van zijn perceel ten onrechte de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" is toegekend. De raad van de gemeente Giessenlanden heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de bestemming is toegekend om de aanleg van een trottoir voor schoolgaande kinderen mogelijk te maken, wat de verkeersveiligheid zou verbeteren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 29 januari 2013 behandeld.

De Afdeling overweegt dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend en dat de raad op basis van gewijzigde planologische inzichten bestemmingen kan vaststellen. De eigendomsverhoudingen zijn niet van doorslaggevende betekenis, tenzij deze evident belemmerend zijn voor de realisering van het bestemmingsplan. De Afdeling concludeert dat de eigendomssituatie van [appellant] niet zodanig is dat de realisering van het trottoir binnen de planperiode niet aannemelijk is.

Daarnaast heeft [appellant] aangevoerd dat er geen noodzakelijke onderzoeken zijn uitgevoerd in het kader van de ontwikkeling van een centrum in Hoornaar. De raad stelt echter dat het onderhavige plan conserverend van aard is en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, waardoor de door [appellant] genoemde onderzoeken niet nodig zijn. De Afdeling kan de beroepsgrond van [appellant] over deze onderzoeken niet in haar oordeel betrekken, omdat deze betrekking hebben op een eerder vastgesteld plan.

Uiteindelijk oordeelt de Afdeling dat het bestreden besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Tuin" voor het perceel van [appellant], is vastgesteld in strijd met de zorgvuldigheidseisen. Het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard, en de raad van de gemeente Giessenlanden moet binnen zesentwintig weken een nieuw besluit nemen.

Uitspraak

201203777/1/R4.
Datum uitspraak: 17 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Graafstroom,
en
de raad van de gemeente Giessenlanden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpskern Hoornaar" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 januari 2013, waar [appellant], bijgestaan door N.J. van Horssen, en de raad, vertegenwoordigd door J.H. van Montfoort en J. Venderbos, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het plan vervangt het plan "Dorpskern Hoornaar 1995" en een aantal kleine plannen. Het plan voorziet onder meer in een actuele juridisch planologische regeling voor de dorpskern Hoornaar en is hoofdzakelijk conserverend van aard.
2. [appellant] is eigenaar van een deel van het perceel [locatie] te Hoornaar. Hij kan zich niet verenigen met de vaststelling van het plan, voor zover dat ziet op de plandelen met de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" en "Tuin". Hij betoogt - zo begrijpt de Afdeling zijn beroep - dat er een privaatrechtelijke belemmering bestaat voor de uitvoerbaarheid van het plan, omdat aan een deel van zijn perceel [locatie] ten onrechte de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" is toegekend, terwijl hij die grond in eigendom heeft.
2.1. De raad stelt dat de gemeente de wens heeft om ter hoogte van het perceel [locatie] onder meer voor schoolgaande kinderen een trottoir te realiseren om de verkeersveiligheid ter plaatse te verbeteren. Deze wens was volgens de raad kenbaar toen [appellant] destijds de grond kocht. Om de aanleg planologisch mogelijk te maken, is in het bestemmingsplan aan een strook van 2 m van het perceel [locatie] de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" toegekend. Volgens de raad hebben de onderhandelingen over de aankoop van de strook grond nog niet tot het gewenste resultaat geleid. De raad heeft ter zitting verklaard dat hij de onderhandelingen over de benodigde strook grond zal voortzetten en wanneer dit niet tot overeenstemming leidt, tot onteigening zal overgaan.
2.2. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en planregels voor gronden vaststellen.
2.3. Met betrekking tot het eigendomsrecht van de strook grond overweegt de Afdeling dat eigendomsverhoudingen uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet van doorslaggevende betekenis zijn. Slechts indien privaatrechtelijke verhoudingen van een dusdanig evident belemmerende aard zijn dat in verband daarmee de realisering van het bestemmingsplan binnen de planperiode niet aannemelijk is, kan hieraan betekenis toekomen.
Niet in geschil is dat [appellant] eigenaar is van de strook grond. Aan de strook is de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" toegekend om de aanleg van het gewenste trottoir planologisch mogelijk te maken. Gelet op hetgeen de raad ter zitting heeft verklaard over de verwerving van de strook grond, ziet de Afdeling niet in dat het realiseren van het trottoir binnen de planperiode niet aannemelijk is.
Ook anderszins ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de eigendomssituatie van een dusdanig evident belemmerende aard is, dat de realisering van het trottoir binnen de planperiode niet aannemelijk is.
3. [appellant] betoogt dat de gemeente op grond van een krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) verleende vrijstelling in Hoornaar een centrum heeft ontwikkeld en dat in dat kader geen asbest-risico-analyse, geen onderzoek naar de verkeersveiligheid, geen archeologisch onderzoek en geen onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet is uitgevoerd.
3.1. De raad stelt dat de door [appellant] bedoelde ontwikkeling niet is mogelijk gemaakt in een vrijstellingsbesluit, maar dat daarvoor in 2005 een bestemmingsplan is vastgesteld. Onderhavig plan vervangt onder meer dat plan, is conserverend van aard en maakt, behoudens het trottoir, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Gelet hierop zijn de door [appellant] bedoelde onderzoeken dan ook niet nodig, aldus de raad.
3.2. Volgens de plantoelichting bevat dit plan een actualisering van het bestemmingsplan "Hoornaar dorpskern" uit 1995. Voorts zijn in dit plan de bestemmingsplannen "Groeneweg" uit 1994, "Hoge Giessen" uit 2003 en "Centrumplan De Hoeken" uit 2005 geïncorporeerd, aldus de plantoelichting.
In deze procedure kunnen uitsluitend beroepsgronden aan de orde komen die betrekking hebben op het vaststellingsbesluit van voorliggend plan, en die zien op feiten en omstandigheden zoals die zich voordeden en op het recht dat gold ten tijde van het nemen van het vaststellingsbesluit. De beroepsgrond van [appellant] over onderzoeken die hadden moeten worden uitgevoerd in het kader van het vaststellen van een voorheen geldend plan, kan de Afdeling dan ook in deze procedure niet in haar oordeel betrekken.
4. [appellant] stelt dat enkele bijgebouwen op het perceel [locatie] met de bestemming "Tuin" ten onrechte niet als zodanig zijn bestemd.
4.1. De raad stelt dat de door [appellant] bedoelde bijgebouwen in het plan "Dorpskern Hoornaar 1995" onder het bouwovergangsrecht zijn gebracht. De raad achtte het destijds niet wenselijk deze bijgebouwen, het gaat om schuren, te laten staan, gelet op de slechte staat daarvan en de aanwezigheid van asbest. Het was de bedoeling dat deze bebouwing binnen de planperiode van het plan "Dorpskern Hoornaar 1995" werd afgebroken. De bijgebouwen staan er nog. Daarom heeft de raad de bijgebouwen opnieuw onder het bouwovergangsrecht gebracht. De raad zegt erop toe te zien dat de bebouwing binnen de huidige planperiode wordt afgebroken en zal daartoe zo nodig handhavingsmiddelen inzetten.
4.2. De Afdeling overweegt dat onduidelijk is of de bijgebouwen legaal dan wel illegaal zijn opgericht, dat onduidelijk is waarop de raad zijn standpunt heeft gebaseerd dat de bedoelde bijgebouwen in het vorige plan en in voorliggend plan onder het bouwovergangsrecht zijn gebracht, dat onduidelijk is waarop de raad zijn standpunt heeft gebaseerd dat het inzetten van handhavingsmiddelen mogelijk is en dat onduidelijk is welke planologische ontwikkelingen de raad wenselijk acht op de desbetreffende gronden. Niet is gebleken dat de raad onderzoek heeft gedaan naar deze feiten en omstandigheden. In zoverre is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid.
Het betoog van [appellant] slaagt.
5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Tuin" voor het perceel [locatie] te Hoornaar, is vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gedeeltelijk gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd. De raad dient een nieuw besluit te nemen ten aanzien van dit plandeel met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen. Het beroep is voor het overige ongegrond.
6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Giessenlanden van 26 januari 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Dorpskern Hoornaar", voor zover het ziet op het plandeel met de bestemming "Tuin" voor het perceel [locatie] te Hoornaar;
III. draagt de raad van de gemeente Giessenlanden op om binnen zesentwintig weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen;
IV. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
V. gelast dat de raad van de gemeente Giessenlanden aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Heinen, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Heinen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2013
632.