ECLI:NL:RVS:2013:BZ7717

Raad van State

Datum uitspraak
17 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201210374/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag kindgebonden budget door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 21 september 2012 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om toekenning van kindgebonden budget over het jaar 2010 door de Belastingdienst/Toeslagen. De aanvraag werd afgewezen op 6 maart 2012, omdat deze niet tijdig was ingediend. De Belastingdienst/Toeslagen stelde dat de aanvraag na de deadline van 1 april 2011 was ingediend.

[appellant] betoogde dat hij de aanvraag tijdig had ingediend, omdat hij uitstel had gekregen voor het indienen van zijn jaaropgaaf wereldinkomen over 2010. Hij stelde dat dit betekende dat hij tot die datum een kindgebonden budget kon aanvragen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen uitnodiging was geweest voor het indienen van aangifte inkomstenbelasting over 2010, zoals vereist volgens artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 april 2013.

Uitspraak

201210374/1/A2.
Datum uitspraak: 17 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 21 september 2012 in zaak nr. 12/2136 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een aanvraag van [appellant] om toekenning van kindgebonden budget over 2010 afgewezen.
Bij besluit van 21 mei 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 21 september 2012, waarvan afschrift van het proces-verbaal is verzonden op 5 oktober 2012, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen is afgezien van behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) kan een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar tot 1 april van het jaar, volgend op het berekeningsjaar, bij de Belastingdienst/Toeslagen worden ingediend. Indien de belanghebbende voor de in de eerste volzin vermelde datum is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na die datum verloopt, wordt de in die volzin gestelde termijn verlengd tot de laatste dag van de door de inspecteur voor het indienen van die aangifte gestelde termijn. Indien meer dan een van de personen, bedoeld in de tweede volzin, is uitgenodigd om aangifte inkomstenbelasting te doen, wordt voor de toepassing van die volzin uitgegaan van de aangifte, waarvan de indieningstermijn het laatst verloopt.
2. Aan de afwijzing heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat [appellant] de aanvraag niet tijdig, want na 1 april 2011, heeft ingediend.
2.1. [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat hij de aanvraag bij formulier van 17 oktober 2011 wel tijdig heeft ingediend omdat hij van de Belastingdienst/Toeslagen tot 15 november 2011 uitstel had gekregen voor het indienen van zijn jaaropgaaf wereldinkomen over 2010 en dit met zich brengt dat hij tot die dag een kindgebonden budget over 2010 kon aanvragen. Niet is gesteld dat [appellant] is uitgenodigd om over 2010 aangifte inkomstenbelasting te doen, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Awir. Dat hij, als gesteld, uitstel heeft gekregen voor het indienen van zijn jaaropgave wereldinkomen over dat jaar, is daarmee voor de toepassing van die bepaling ook niet op één lijn te stellen.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2013
18-735.