ECLI:NL:RVS:2013:BZ7701

Raad van State

Datum uitspraak
17 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201209219/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van bestuursdwang bij hennepkwekerij in Eindhoven

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten A en B tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven onterecht had gehandeld door spoedeisende bestuursdwang toe te passen bij de ontmanteling van een hennepkwekerij op hun perceel. Het college had op 12 augustus 2011 besloten om bestuursdwang toe te passen, nadat op 2 augustus 2011 een inspectie had plaatsgevonden waarbij een niet meer in werking zijnde hennepkwekerij was aangetroffen. De appellanten betoogden dat er geen spoedeisende noodzaak was voor het binnentreden, omdat zij op dat moment met vakantie waren en de hennepkwekerij niet meer in gebruik was. Ze voerden aan dat het college had moeten wachten op hun terugkomst.

De rechtbank oordeelde dat het college terecht had aangenomen dat er sprake was van een gevaarlijke situatie, die het toepassen van spoedeisende bestuursdwang rechtvaardigde. De rechtbank bevestigde dat de stroomvoorziening eenvoudig weer kon worden ingeschakeld, wat een brandgevaarlijke situatie met zich meebracht. De appellanten stelden ook dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. Het hoger beroep van de appellanten werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad van State oordeelde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden tegen de overtredingen van het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit, ongeacht de vrijspraak in het strafrechtelijke vonnis.

Uitspraak

201209219/1/A1.
Datum uitspraak: 17 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Eindhoven,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 september 2012 in zaak nr. 12/1022 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
Procesverloop
Bij besluit van 12 augustus 2011 heeft het college zijn beslissing van 2 augustus 2011 tot het onmiddellijk toepassen van bestuursdwang door het ontmantelen van de hennepkwekerij aan de [locatie] te Eindhoven (hierna: het perceel) op schrift gesteld en aan [appellanten] kenbaar gemaakt. Daarbij heeft het college aan hen medegedeeld dat de kosten hiervan op hen zullen worden verhaald.
Bij besluit van 24 januari 2012 heeft het college de kosten van bestuursdwang vastgesteld op € 695,53 en beslist tot invordering van dit bedrag.
Bij besluit van 19 maart 2012 heeft het college het door [appellanten] tegen het besluit van 12 augustus 2011 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 september 2012 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 maart 2012 vernietigd, voor zover daarbij is nagelaten te beslissen op het bezwaarschrift tegen het besluit van 24 januari 2012 en het besluit van 19 maart 2012 in stand gelaten, voor zover dit betrekking heeft op het bezwaarschrift tegen het besluit van 12 augustus 2011. De rechtbank verklaart de bezwaren van [appellanten] tegen het besluit van 24 januari 2012 ongegrond en bepaalt dat de uitspraak in de plaats treedt van het besluit op bezwaar van 19 maart 2012, voor zover dat is vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 5:31, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge het tweede lid kan, indien de situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht, terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 2.52, eerste lid, van het Bouwbesluit 2003, zoals dit luidde ten tijde van belang, heeft een bestaand bouwwerk een veilige voorziening voor elektriciteit.
Ingevolge artikel 2.9.1, onder a, van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (hierna: het Gebruiksbesluit) is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor brandgevaar wordt veroorzaakt.
2. [appellanten] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college ten onrechte spoedeisende bestuursdwang heeft toegepast. Zij betogen daartoe dat de hennepkwekerij niet meer in gebruik was. Verder betogen zij dat er voor het binnentreden geen spoedeisende noodzaak aanwezig was, omdat het college wist dat zij ten tijde van de binnentreding met vakantie waren. Het college had hun terugkomst moeten afwachten, omdat er door hun afwezigheid geen gevaar was dat een eventuele hennepkwekerij weer in werking zou worden gesteld. Voorts voeren zij aan dat uit een brief van de Officier van Justitie te ‘s-Hertogenbosch van 25 oktober 2011 blijkt dat het Openbaar Ministerie de binnentreding onrechtmatig acht, vanwege het aanzienlijke tijdsverloop tussen de meldingen en de uiteindelijke datum van binnentreding. Volgens hen is er daarom ook ten aanzien van het toepassing van bestuursdwang sprake van onrechtmatig verkregen bewijs. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte niet van belang geacht dat de politierechter hen heeft vrijgesproken van de ten laste gelegde hennepteelt in de periode van 4 april 2011 tot en met 2 augustus 2011.
2.1. Tijdens een inspectie van het Bestuurlijk Interventie Team Eindhoven (hierna: BITE) op 2 augustus 2011 is op het perceel een niet meer in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Uit de rapportage die van deze inspectie is opgemaakt, waaronder de "toelichting gevaarzetting hennepkwekerij", blijkt dat door medewerkers van het Nutsbedrijf regio Eindhoven is geconstateerd dat door onvakkundige handelingen met de elektro-installatie een groot risico op brand, kortsluiting en elektrocutie is ontstaan, mede voor omliggende panden. Het college heeft aan het besluit op bezwaar van 19 maart 2012 ten grondslag gelegd dat er sprake was van een zodanige gevaarlijke situatie dat het toepassen van spoedeisende bestuursdwang gerechtvaardigd was.
2.2. De rechtbank heeft gelet op het vorenstaande met juistheid overwogen dat het college terecht heeft aangenomen dat ter plaatse sprake was van een met het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit strijdige situatie. Verder heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college ten aanzien van de geconstateerde overtredingen met spoedeisende bestuursdwang heeft mogen optreden. Zij heeft daarbij terecht van belang geacht de beschrijving van de staat van de aanwezige stroomvoorziening in de rapportage van BITE en de omstandigheid dat alle voorzieningen aanwezig waren om de hennepkwekerij op elk moment weer in gebruik te kunnen nemen. De omstandigheid dat de hennepkwekerij op het moment van binnentreden niet feitelijk in gebruik was, heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gegeven voor het oordeel dat het college niet handhavend mocht optreden.
Voorts bestaat, anders dan [appellanten] betogen, geen aanleiding voor het oordeel dat de situatie niet spoedeisend was, omdat vanwege hun afwezigheid geen kans bestond dat de installatie zou worden ingeschakeld. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de omstandigheid dat de stroomvoorziening eenvoudig weer kon worden ingeschakeld, reeds voldoende was om aan te nemen dat er een brandgevaarlijke situatie was die het toepassen van spoedeisende bestuursdwang rechtvaardigde.
2.3. Dat [appellanten] in een strafrechtelijk vonnis zijn vrijgesproken van de ten laste gelegde hennepteelt, heeft de rechtbank terecht niet van belang geacht, nu dit niet afdoet aan de bestuursrechtelijke bevoegdheid van het college om handhavend op te treden tegen de geconstateerde overtredingen van het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit.
Voor zover [appellanten] betogen dat er ten aanzien van het toepassen van bestuursdwang sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs, is in hetgeen zij hebben aangevoerd geen grond gelegen voor het oordeel dat het bewijs is verkregen op een wijze, die zo zeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid moet worden gevergd, dat het gebruik dat het college ervan heeft gemaakt ontoelaatbaar is. Daarbij is van belang dat uit de brief van de Officier van Justitie van 25 oktober 2011 blijkt dat het binnentreden onrechtmatig is geacht vanwege het tijdsverloop tussen de meldingen, die in april en mei zijn gedaan, en het moment van binnentreden op 2 augustus 2011. Uit een proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2011, dat is opgemaakt door de desbetreffende ambtenaar van de politie, blijkt dat het tijdsverloop te wijten was aan capaciteitsproblemen.
De betogen falen.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J. van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2013
651.