ECLI:NL:RVS:2013:BZ7689

Raad van State

Datum uitspraak
11 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201301454/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake inpassingsplan 150 kV-verbinding Dinteloord-Roosendaal

Op 25 januari 2013 hebben de provinciale staten van Noord-Brabant het inpassingsplan "150 kV-verbinding Dinteloord-Roosendaal" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek behandeld op 26 maart 2013, waarbij de verzoeker en de provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. F.G. Veurink, aanwezig waren. Ook TenneT TSO B.V. was vertegenwoordigd door mr. I.F. Kieft, advocaat te Amsterdam.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de aanleg van een 150 kV kabelverbinding van het transformatorstation op Nieuw Prinsenland bij Dinteloord naar het transformatorstation bij Roosendaal. De verzoeker betoogt dat het tracé van de ondergrondse kabelverbinding voor een deel op zijn gronden is voorzien, wat leidt tot planschade en mogelijke financiële schade door het niet kunnen nakomen van een ontwikkelingsovereenkomst.

De voorzitter heeft vastgesteld dat het voorkeurstracé, dat na een analyse van vier varianten is gekozen, het meest gunstige tracé is. De provinciale staten hebben toegelicht dat met het plan grote provinciale belangen zijn gediend, waaronder de ontwikkeling van Nieuw Prinsenland, wat een impuls geeft aan de economische ontwikkeling in de regio Midden- en West-Brabant. De voorzitter concludeert dat de provinciale staten in redelijkheid aan deze belangen doorslaggevend gewicht hebben kunnen toekennen en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201301454/2/R6.
Datum uitspraak: 11 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te [woonplaats] (hierna in enkelvoud: [verzoeker]),
en
provinciale staten van Noord-Brabant,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 25 januari 2013 hebben provinciale staten van Noord-Brabant het inpassingsplan "150 kV-verbinding Dinteloord-Roosendaal" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TenneT TSO B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 maart 2013, waar [verzoeker] en provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. F.G. Veurink, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting TenneT TSO B.V., vertegenwoordigd door mr. I.F. Kieft, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de aanleg van een 150 kV kabelverbinding van het transformatorstation op Nieuw Prinsenland bij Dinteloord naar het transformatorstation bij Roosendaal.
3. [verzoeker] beoogt met zijn verzoek onomkeerbare ontwikkelingen ten gevolge van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen. [verzoeker] betoogt dat het in het plan opgenomen tracé van de ondergrondse kabelverbinding voor een deel op zijn gronden is voorzien en dat hij hierdoor planschade leidt. Voorts betoogt [verzoeker] dat hij een boete riskeert omdat hij als gevolg van de voorziene kabelverbinding een overeenkomst tot het ontwikkelen van zijn perceel niet meer kan nakomen.
3.1. Vast staat dat het in het plan opgenomen tracé van de ondergrondse kabelverbinding loopt over de gronden van [verzoeker]. In de plantoelichting staat dat vier verschillende tracés zijn onderzocht aan de hand van een aantal criteria, waaronder lengte, planologie en draagvlak. Uit de analyse van de vier varianten blijkt dat de verschillen tussen de varianten gering zijn. Variant vier blijkt een voorkeur te hebben. Volgens de plantoelichting komt het zuidelijk deel van variant vier evenwel in het geding met de eventuele aanleg van de nieuwe verbinding Zuid-West 380 kV. Om deze reden is het zuidelijk deel van de ondergrondse kabelverbinding verlegd naar de westzijde van de Roosendaalse Vliet. Dit tracéonderzoek heeft, met enkele aanpassingen als gevolg van inspraakmogelijkheden, geleid tot een zogenoemd voorkeurstracé dat na nader onderzoek in het plan is opgenomen.
3.2. [verzoeker] heeft niet gemotiveerd betwist dat het in het plan opgenomen voorkeurstracé voor de ondergrondse kabelverbinding, gelet op de gehanteerde criteria, het meest gunstige tracé betreft. Provinciale staten hebben voorts toegelicht dat met het plan grote provinciale belangen zijn gediend. De kabelverbinding is noodzakelijk voor de ontwikkeling van Nieuw Prinsenland, waar bedrijven en glastuinbouwontwikkeling worden geclusterd. Dit ontwikkelingsconcept geeft impuls aan de economische ontwikkeling in de regio Midden- en West-Brabant. Provinciale staten hebben naar het voorlopige oordeel van de voorzitter in redelijkheid aan deze belangen doorslaggevend gewicht kunnen toekennen en in de door [verzoeker] aangevoerde omstandigheid dat hij mogelijk financiële schade leidt vanwege het in het plan opgenomen tracé geen aanleiding hoeven zien om tot een andere afweging te komen. Provinciale staten hebben hierbij van belang kunnen achten dat is voorzien in regelingen voor tegemoetkoming in eventuele schade als gevolg van het tracé.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2013
523.